11.

31 2 0
                                    

Het is een gewoonte binnen ons gezin dat mijn vader op zaterdagmorgen naar de supermarkt waar ik werk loopt om verse broodjes te halen, om vervolgens samen te ontbijten. Het is een van de weinige dingen die we nog niet hebben opgegeven nu hij werkloos is. Ik blijf zoals gewoonlijk thuis om in pyjama de tafel te dekken en thee te zetten.

'Tot hoe laat moet je vanavond werken?' vraagt mijn zusje als ze voorzichtig en met het puntje van haar tong uit haar mond hangend een eerste kop thee voor zichzelf inschenkt. Haar ongekamde blonde krullen vallen slordig over de zachtgele stof van haar pyjamashirt.

'Tot acht uur.' Alsof ze dat nog niet weet. Ik moet elke week tot acht uur werken; dan gaat de winkel dicht.

'Wil je daarna nog met me voetballen?'

'Als ik niet te moe ben.' Dat is alvast een excuus om mezelf in te dekken. Meestal vind ik het wel leuk om met mijn zusje te voetballen, maar er zijn ook momenten dat ik gewoon echt geen zin heb. Soms wil ik na mijn werk liever de hele avond doorbrengen met een Word-document en mijn favoriete personages van dat moment. Oké, toegegeven, dat wil ik eigenlijk altijd.

Quinn glimlacht breed. 'Ik ga vanmiddag ook oefenen met een paar kinderen uit mijn klas. Die zijn niet zo goed als jij, maar het is tenminste iets. Anders kom ik nooit bij de selectie.'

'Maar je traint al keihard.' Als ik niet de pineut ben, vraagt ze aan welke andere willekeurige persoon dan ook in haar buurt om penalty's te oefenen. Soms gaat pap met haar mee naar het voetbalveld achter ons huis en een heel enkele keer heeft ze zelfs tante Corine weten te strikken. Mam nooit. Die heb ik volgens mij niet meer zien rennen sinds ze haar been brak dankzij een val van een carnavalswagen, vlak na Quinns geboorte.

Mijn zusje kijkt me aan alsof ik er helemaal niks van snap, wat misschien ook wel zo is. Ik heb tenslotte nooit op voetbal gezeten. 'Niet hard genoeg. Ik moet de allerbeste zijn. Anders nemen ze iemand anders en dan mag ik ook niet mee op trainingskamp.'

'Mákt òw toch 'ns nie zó druk ovver dat voetbal,' zucht mam vanaf de bank, waar ze een tijdschrift zit te lezen. Ik herken het als een van de roddelblaadjes die de buurvrouw zo nu en dan bij ons door de brievenbus gooit. Zij heeft er een abonnement op en heeft er geen problemen mee om mam daarvan mee te laten profiteren.

'Mám,' reageert Quinn verontwaardigd. 'Ik heb grootse plannen met mijn leven. Zou je me niet juist moeten steunen?'

'Ge wet dat we gén geld hebbe vur dat trainingskamp.'

'Nu misschien niet, maar volgend jaar heeft papa toch wel weer een baan? Toch?' Om de een of andere reden kijkt ze mij hierbij vragend aan, alsof ik een of ander orakel ben dat alle wijsheid der wereld in pacht heeft.

Gelukkig klinkt op dat moment het geluid van de opengaande achterdeur en hoef ik geen antwoord op die vraag te geven. Een tas komt met een klap op het aanrecht terecht, waarna de rits opengerukt wordt. Het geluid zorgt ervoor dat mam, Quinn en ik elkaar verbaasd aankijken. Hoezo komt pap zo geagiteerd terug uit de supermarkt?

Met twee plastic zakken broodjes stampt hij de woonkamer binnen, waar hij de broodjes op tafel kwakt. 'Nie te geluuëve wie ik daor tiggekwaam,' gromt hij. 'As ge daenkt dá'che alles gehad het, kriede nog moj een trap nao.'

Ik kijk naar mijn moeder. Zij mag gaan uitvissen wat hier aan de hand is. Ik kijk wel uit om me ergens mee te bemoeien. Dan heb ik het straks allemaal gedaan. Door zijn werkloosheid is mijn vader af en toe een beetje onberekenbaar geworden. De enige dag is hij vol hoop over het vinden van een nieuwe baan en de volgende dag is hij een en al ellende.

Voorzichtig staat mam op van de bank. Ze loopt op mijn vader af en legt een hand op zijn schouder. 'Wie ziede tiggegekomme dan?'

'Evert.' Als dat niet meteen een blik van herkenning oplevert van wie dan ook in deze ruimte, voegt hij eraan toe: 'Evert Reijnders, ieën van de vurmalige directeuren van NovaBouw.'

Radio NergensWhere stories live. Discover now