Deel 37

1K 40 2
                                    

Wolfs pov
Binnen 1 seconde voel ik mijn hart al in mijn keel kloppen, van angst. Er zit een vreemde geur aan het doekje, ik kan het niet thuisbrengen. Ik wil opstaan. Zo snel mogelijk het doekje weghalen. De hand die het tegen mijn mond duwt, drukt stevig door. Ik houd dit niet lang vol. Ik merk dat ik de kracht waarmee mijn handen John wegduwen, langzaam verzwakt. Na een paar lange seconden raak ik mijn bewustzijn kwijt.

Eva pov
Ik word wakker. Er komt een lekkere geur van beneden. Wolfs zal wel weer broodjes bakken. Wat zou ik toch zonder hem moeten. Ik besluit nog even te blijven liggen. Als het klaar is maakt hij me waarschijnlijk wel wakker.

Na 20 minuten is Wolfs nóg niet boven is geweest, nu stap ik uit bed. Ik ruik inmiddels minder lekkere geuren van beneden komen. Sterker nog, er is iets behoorlijk aan het verbranden. Ik versnel mijn pas naar beneden. Snel draai ik de oven uit. Er komt zelfs een beetje rook uit de oven wanneer ik deze open. Ik wuif de vieze geur een beetje weg met mijn hand. 'Wolfs?' Roep ik. Volgens mij is dit nog nooit bij hem gebeurd. Ik wacht bij het aanrecht tot de ergste lucht een beetje weg is. Dan voel ik 2 armen om mijn middel. Eerst schrik ik een beetje, maar omdat ik denk dat het Wolfs is, ontspan ik gelijk. De handen masseren mijn buik, langzaam gaan ze omhoog. Nu worden mijn borsten gestreeld. Dit vind ik nogal vreemd. Wolfs zou dit echt niet zomaar doen. Voorzichtig kijk ik opzij. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat het Wolfs helemaal niet is. Het is John die me betast. Mijn hoofd raakt al in paniek. Mijn handen gaan richting zijn polsen. Ze moeten daar weg, ik wil dit niet. Nu word ik omgedraaid. Hij pakt mijn polsen en drukt ze tegen een hoog keukenkastje. Hij begint me wild te zoenen, zijn tong likt mijn mond. Ik houd mijn lippen stijf op elkaar. Ik probeer geluiden te maken. Als Wolfs hier in de buurt is moet hij toch íets horen. Het heeft geen zin. Niemand komt me helpen. John sleurt me mee richting de voordeur. Hij heeft me in een greep waarin niet uit kan komen. 'Wolfs!' Gil ik. 'Wol..' Het geluid wordt gedempt door een hand om mijn mond. Ik word De Ponti uitgesleurd en in de kofferbak van een auto gelegd. De tranen stromen over mijn wangen. Waarom?

De auto komt tot stilstand. 2 mannen, waarvan 1 John, tillen me aan armen en benen uit de auto. Ik heb werkelijk geen idee waar ik ben. Het lijkt een oude, lege fabriek. Het is helemaal donker, op het licht vanaf buiten na. John pakt een stuk touw en bindt mijn handen aan elkaar om ze vervolgns met een ketting aan de muur vast te maken. Verzetten heeft geen zin, tegen hem heb ik toch geen kans. Nu vertrekken ze allebei.
Ik wil zo graag dat Wolfs nu bij mij is, om me te beschermen. Een paar sterke armen om mijn schouder. Een lieve, zachte stem die me vertelt dat het goed komt. Ik moet er maar op vertrouwen dat hij me komt zoeken.

Wolfs pov
Ik open mijn ogen. Gelijk ruik ik een verbrande lucht. Shit! Ik ben in slaap gevallen. Ik heb zelfs de kookwekker niet gehoord. Het is inmiddels kwart voor tien. Die broodjes kan ik dus wel vergeten. Tot mijn opluchting zie ik dat de oven al uit is. Die zal Eva wel hebben uitgedaan. Nu ik het over haar heb, waar is ze eigenlijk? Snel loop ik naar boven. Ze ligt niet in haar bed. Ik pak mijn mobiel. Gelukkig, een sms'je van Eva. Hi! Ik ben buiten. Wil je 10:20 bij het bankje bij de Maas komen. Ik moet je iets vertellen. X, Eva. Ik glimlach als ik het sms'je lees. Dan schrik van de tijd. Het is al 10 over 10. Ik moet opschieten. Snel trek ik een pak aan. Ik loop naar beneden en ik neem een appel. Tijd om uitgebreid te ontbijten heb ik niet, dit mag ik niet missen. Misschien gaat ze nu haar liefde aan mij verklaren. Ik strik de veters van mijn schoenen en ik open de voordeur.

Het is kwart over tien als ik in de straat loop waar ik moet zijn. Er razen allemaal auto's langs me heen. Snel gooi ik nog het klokhuis van de appel in een prullenbak. Ik kijk een beetje zoekend om me heen. Ik zie Eva nergens. Misschien wat verder in de straat. We zitten namelijk vaak op een bankje meer aan het eind van de straat. Daar zie ik een vrouw zitten. Ik haal nog een keer een hand door mijn haar en ik trek mijn jas recht. Maar als ik dichterbij kom, zie ik dat het Eva helemaal niet is. Nog een stukje verder. Weer niet. Snel pak ik mijn mobiel om het sms'je nog een keer door te lezen. Heb ik het wel goed gezien. Ja, ik moet echt in deze straat zijn. Dat kan haast niet anders. Doorlopen dan maar.
Even later komt er een zwart busje naast me rijden, op hetzelfde tempo als ik loop. Nog voor ik besef wat dit betekent, word ik met een ketting om mijn keel de laadruimte ingetrokken.


Zijn  'vriend' - Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu