(v) Beminde Delphinus

98 19 90
                                    

"Doubt thou the stars are fire;
Doubt that the sun doth move;
Doubt truth to be a liar;
But never doubt I love."
-William Shakespeare

'Christopher?'

De oogleden van de jongen leken te bewegen. Al was dat misschien slechts verbeelding.

Alan nam de witte doek op het nachtkastje en drukte het tegen het voorhoofd van de jongen. Met zijn vrije hand wreef hij enkele blonde lokken weg die door het zweet tegen zijn hoofd kleefden. Zijn vingers brandden tegen Chris' huid, de koorts was erger geworden. De jongen leek verwikkeld te zijn in een nachtmerrie, zijn lichaam maakte kleine schokjes onder het deken.

Zo lag hij daar al een hele namiddag, of was het al avond? Hij keek naar het enige raam in de ziekenzaal, er was geen spoortje licht buiten te bekennen. Het kon Alan niet schelen hoe laat het was, hij zou bij Chris' zijde blijven zitten. Zijn hart ging nog steeds als een gek te keer, elke keer als de jongen bewoog stokte zijn adem.

Chris sprak niet vaak over zijn ziekte, het was enkel via zijn moeder en de regelmatige afwezigheid op school dat hij ervan afwist. Hij had zich nooit durven inbeelden dat het zo ernstig was.

"Gewoon een griepje", had hij Alan eens wijsgemaakt, met zijn eeuwig brede glimlach.

De schoolverpleger kwam naast hem geslopen. Pas toen hij een zak ijs op Chris' voorhoofd plaatste, merkte Alan zijn aanwezigheid op. De jongeman draaide zijn vinger rond zijn puntige snor terwijl hij met een opgetrokken wenkbrauw naar Alans handen keek, die verstrengeld waren met de klamme vingers van zijn vriend.

Alan kreeg een slappe glimlach toegeworpen toen hij zijn handen niet terugtrok. Hij zou Chris niet zomaar meer loslaten. Eerder vandaag had hij nog gedacht dat hij de jongen kon loslaten, hem zelfs met enige moeite vergeten. Die hypothese was nu fout verklaard.

De verpleger stalde enkele medicijnen uit naast het bed en tikte hem zachtjes op zijn schouder.

'Zorg dat hij deze inneemt wanneer hij wakker wordt,' fluisterde de man. 'Oh, en er is iemand voor je.' Zijn blik dwaalde samen met die van Alan af naar de deur.

Als een geschenk van de onderwereld stond daar de laatste persoon die Alan wilde zien.

Het theepartijtje der nare gebeurtenissen was compleet.

Het rosse haar van de jongen stak achter de deur uit, onzeker of hij binnen mocht komen. Alan zou hem duidelijk maken dat dat niet het geval was.

Blamey zette als een angstige hond nog een stap dichter de kamer binnen. In het schemerlicht kon Alan zien hoe zijn twee handen om een koffer geklemd waren.

'Ga je weg?' vroeg Alan, haast verheugd.

De jongen schudde zijn hoofd en zag het als een teken om hen te benaderen. Pas toen hij vlak naast het bed stond, herkende hij de lichtbruine koffer met rode ruitjes.

'Er werd me opgedragen om Morcoms spullen te verzamelen, hij neemt morgen de trein naar huis.' De jongen durfde noch Alan, noch Chris aan te kijken. Ook zijn blik was gefixeerd op hun verstrengelde vingers, die al even bleek als de lakens waren.

'De verpleger zegt dat hij een dokter in Londen heeft, waar hij beter verzorgd kan worden dan hier.'

Alan kneep zijn ogen dicht, hij wilde geen afscheid nemen van Chris, op welke manier dan ook.

Blamey aarzelde even, 'Ik heb gehoord dat hij plots neerging na de wedstrijd. Dat het een uur duurde voor ze hem vonden, in jouw armen, dat moest wel een hele schok zijn geweest.'

Enigmatische EmotiesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu