(xvii) Broodje aap

43 10 46
                                    

"Love looks not with the eyes,
but with the mind, and therefore
is winged Cupid painted blind."
-William Shakespeare

Hoewel Alan het niet wilde toegeven, wist hij diep vanbinnen dat Hugh gelijk had over Manchester. Het kon op het eerste zicht een deprimerende stad lijken. En het tweede zicht, en het derde. Hij sloeg zijn mouw voor zijn neus om de indringende stank van de met roet gevulde lucht buiten te houden.

Wankelend kwam zijn fiets tot stilstand. Nog geen week na zijn aankomst in de stad verlangde hij naar de vertrouwde omgeving van Bletchley. Zijn leven was altijd al een opvolging van verhuizingen en hospita's geweest. Nooit meer. Hij had prompt een huis vlak buiten de stad gekocht met zijn spaargeld, in de hoop om deze plek meer als een thuis te laten voelen.

Dat deed het echter niet. In feite had hij zich nog nooit zo eenzaam gevoeld.

Terwijl hij zijn fiets tegen een muur in Oxford Street plaatste, dwaalde zijn blik af naar de lucht, zoals wel vaker gebeurde als hij in een melancholische stemming was. De smog die Chris zo verafschuwde vormde een drukkende grijze massa in de hemel, zelfs nog meer dan in Londen.

Zolang er sterren aan de hemel staan, zal ik bij je zijn. De sterren waren er niet, hij was er dankbaar voor. Het enige goede in deze stad was de permanente wolkenlaag die hem afschermde van zijn teisterende herinneringen.

Alan schudde die woorden snel van zich af, voordat ze enige impact konden hebben. Alsof de verhuis nog niet genoeg commotie had meegebracht, voelde hij steeds vaker een steek in zijn hart. Die fysieke pijn werd voorgebracht door de emotionele pijn die hij voelde na zijn ontmoeting met James, oude wonden waren weer opengehaald.

Zodus verkoos hij zich te focussen op alles behalve die pijn en verplaatste zijn aandacht op het gerommel in zijn buik. Alan wierp een blik op zijn horloge, die hem vertelde dat hij zich nog een lunchpauze kon veroorloven voor zijn werkdag begon.

Met de fiets aan de hand zette hij koers naar het restaurant waar hij op zijn eerste dag had gedineerd en sindsdien trouw aan was gebleven.

Verzonken in gedachten sleepte hij zichzelf mee, gebogen rug, ogen gericht op de onregelmatige ondergrond in een poging niet te struikelen. Toen hij zijn bestemming bereikte en zijn hoofd omhoogwerkte, sprong iets hem in het oog.

Hij bevroor, de haren op zijn armen kwamen rechtop te staan. Dat kon niet waar zijn.

Hij dook de eerste de beste afslag in en verschool zichzelf achter een filmposter die aan de glazen muur van de bioscoop hing. Alan deed alsof hij zeer geïnteresseerd was in een film over een vliegende olifant.

Vanuit zijn ooghoek ving hij nog eens een glimp op van de blauwe ogen die een kleine jongeman toebehoorden, hij schatte zijn leeftijd rond de twintig. Nonchalant leunde hij tegen de gevel van het restaurant en haalde een hand door zijn blonde haren.

Alles in zijn bestaan schreeuwde één woord. Eén naam. Chris. Hij had geen nood aan een relativiteitstheorie om te weten dat dat lariekoek was. Toch kwamen zijn voeten in beweging. Toch stak hij zijn hand uit om de schouder van de jongen aan te tikken. De manier waarop het zwakke zonlicht op zijn gouden haren scheen, het voelde onwerkelijk. Van dichtbij kon Alan zien hoe het slanke lichaam zich naar hem omdraaide. Het was alsof hij een geest zag.

De man hief zijn hoofd, pas toen het kille blauw van een paar ogen de zijne ontmoetten, drong de realiteit tot hem door. Deze jongen was geen mengeling van zonneschijn en oceanen, eerder een typische Manchesterse regenbui.

Alan voelde een slome, vragende blik over hem heen trekken.

Als geslagen deinsde Alan achteruit. De adrenalinestoot had zijn lichaam nog niet verlaten.

Enigmatische EmotiesWhere stories live. Discover now