(xiv) Het groene venijn

47 10 18
                                    

"The fool doth think he is wise
but the wise man knows himself to be a fool."

-William Shakespeare

'Spionage!' herhaalde Hugh voor de duizendste keer deze rit. Alan begon stilaan spijt te krijgen dat hij niet gewoon de trein naar Cambridge had genomen. 'Kan je dat nu geloven? Al onze kostbare informatie werd gewoon op een hoop gegooid met het onbetrouwbare spionagewerk van de bondgenoten. Alsof we het niet rechtstreeks hebben ontvangen uit een eersterangsbron.'

Alan zakte verder onderuit in de leren autostoel. 'Geen wonder dat de militairen ons niet serieus namen.' Er waren twee weken versteken sinds ze Enigma hadden gekraakt. Nu verstrekten ze dagelijks een ton aan nuttige informatie. Het was pijnlijk te zien hoe de generaals hun werk letterlijk in de prullenmand gooiden.

Hij werd tegen de deur gedrukt terwijl Hugh een scherpe bocht nam. Zijn rijgedrag werd hard beïnvloed door zijn humeur. Alan sloeg zijn ogen angstig hen hemel. 'Bekijk het van de positieve kant. Sinds we de Bismarck ten zinken hebben gebracht, halen ze alle informatie uit onze machine. Er is haast geen nood meer voor spionage.'

Hugh lachte spottend. 'Zo'n grote onderzeeër konden ze haast niet laten liggen. We gaven hun de exacte coördinaten en hun tong hing direct op hun schoenen.'

Alan hield zich stevig vast aan de deur en lachte. Al was het een grote overwinning voor hun kant, de Duitsers kregen nu zo'n vermoeden dat hun onovertrefbare code gekraakt was. Het was bang afwachten of hun ego te groot zou zijn, opdat ze de gehele code niet zouden aanpassen. Dan moesten ze weer helemaal opnieuw beginnen.

Hugh trapte de rem in, de banden van de groene auto piepten. 'Bestemming King's College bereikt. Dat is dan vijf pond, een vriendenprijsje.' Met een grote grijns stak hij zijn hand uit.

Alan sloeg de hand weg. 'Geef het maar toe, je vindt het leuk om me rond te rijden.' Voor Hugh daar antwoord op kon geven, sloeg hij de deur dicht.

Hij draaide zijn rug naar de wegrijdende auto en aanschouwde het witte gebouw dat voor hem opdoemde. Met een ferme pas begon hij naar de vertrekken van de fellows te stappen.

Hoezeer hij zich op zijn gemak voelde in Bletchley, de vertrouwde aanblik van de florerende bloemenweide en de krulling van de wenteltrap maakte het dat hij zich onmiddellijk weer thuis voelde.

Alan had een smoesje bedacht om naar King's te komen. Nu hij verloofd was moest hij kennelijk verantwoording afleggen naar waar hij ging.

James Atkins' uitnodiging voelde dan ook als een zware leugen door in zijn binnenzak. Hij had lang getwijfeld of hij zou komen naar het zogenaamde reüniefeestje. Uiteindelijk had zijn hart het gewonnen van zijn hoofd.

Hij glipte zijn oude kamer binnen. Sinds hij tijdelijk geen les meer gaf om in Bletchley te gaan werken, had hij deels verwacht dat zijn plaats was afgestaan. Tot zijn opluchting lag alles nog op de gebruikelijke plaats; in een ordelijke hoop. Alan graaide naar de papieren op zijn bureau en liet ze door zijn handen glijden totdat hij zijn onderzoek in de metalogica vast had.

Hij nam het stapeltje papier onder de arm. Joan had gezegd dat ze het kon gebruiken om de bombe te optimaliseren. Dus had hij het genereuze voorstel gedaan het te gaan ophalen. En aangezien hij hier nu toch was, kon hij evengoed zijn oud-collega's gedag gaan zeggen. Na een snelle blik op de zelfgemaakte tekening van Chris op het nachtkastje, liep hij de gang terug in.

Tot zijn grote vreugde zag hij enkele studenten voorbijwandelen in een zwarte toga. Alan voelde zich plots underdressed in zijn bruine sports jacket. Toch verscheen er een lach op zijn gezicht, wat had hij de gebruiken van King's gemist. Na zonsondergang een toga dragen, roken waar je wilde, kussen wie je wilde. Het hoorde allemaal bij de vrijheid die de school bood. Zelfs nadat hij was afgestudeerd had hij het niet kunnen achterlaten.

Enigmatische EmotiesWhere stories live. Discover now