Hoofdstuk 14

13 2 0
                                    

>>>——————>

Eindelijk waren ze aangekomen bij De ruïnes van het kasteel Gorlan. Het was richting de middag, dus Josef besloot dat ze wel eventjes uit konden rusten. Voor nu was dit toch hun eindpunt. Ze waren met z'n twintigen nu. Toen iedereen langzaam de bergen van nacht en ontij uit was gekomen, Had Morgath, hun leider, iedereen in groepjes van 20 op pad gestuurd, allemaal verschillende kanten op. En allemaal met 1 hoofddoel; naar de ruïnes van Gorlan gaan. Vanuit daar had Morgath gezegd dat ze een goede basis hadden om verdere plannen te maken en uit te voeren. Josef wist dat Gorlan een verlaten plek was. En ook niet enorm vaak gepatrouilleerd werd. Het was dus een uitstekende plek om neer te strijken voor een week, misschien twee, tot alle 9 groepen van 20 man (tijdens de reis om uit de bergen van nacht en ontij te geraken waren ze in totaal tien mensen verloren) in de omgeving waren, en ze eindelijk konden beginnen met hun plan. Josef wist vrij weinig van het uiteindelijke plan. Behalve dan dat het voornaamste doel was om die vieze jagertjes, en die snot jongen die tien jaar geleden Morgarath had vermoord, uit te roeien. Hoe ze dat gingen doen, wist niemand precies. Maar nu dat de eerste groep was gearriveerd bij de ruïnes van het ooit legendarische kasteel Gorlan, zou het niet lang meer duren voor Morgath met de laatste groep zou arriveren en hun eindelijk het hele plan zou vertellen. En dan, eindelijk wraak!

Iedereen zette zijn eigen tentje op, en even later werd er een klein kampvuur gemaakt. Alle karren waren zorgvuldig bedekt met stro, zakken en doeken zodat de wapens eronder verborgen waren en de groep op een grote rondreizende familie leek. Iets wat niet enorm veelvoorkomend was, maar ook niet raar. Alle groepen hadden zich zo vermomd als simpele nomaden families. Hoewel ze allemaal wel zoveel mogelijk uit het zicht probeerden te blijven van dorpen en kastelen, dat was immers gewoon het veiligst, trokken ze met hun vermommingen als reizende families weinig aandacht als ze toch werden gespot. Zo werden ze dus ook niet doorgegeven aan soldaten of kastelen van de verschillende lenen in Araluen.

Josef droeg Bor op om voor hem z'n tent in elkaar te zetten. Bor mopperde wat maar deed wat hem gevraagd was. Hij en Josef hadden niet bepaald goed opgetrokken samen deze laatste maanden dat ze in dezelfde groep zaten. En Josef vond het maar wat leuk om Bor klusjes voor hem te laten doen en hem een beetje rond te commanderen. Als leider van deze groep was dat immers zijn recht, toch? Ondertussen ging hijzelf op een steen zitten en gaf een lange zucht.

Richting de avond, toen idereen kamp had opgezet, werden de jongste drie van de twintig Reizigers opgedragen door Josef om vers water te gaan halen een paar kilometer richting het Westen van Gorlan, bij een vertakking van de Zalm rivier. De drie Reizigers, pakten allemaal twee grote waterzakken en liepen richting de rivier. Ze zouden over een paar uur weer terug zijn.

>>>——————>

Isha werd wakker. Zijn gezicht deed enorm veel pijn. Net zoals de rest van z'n lijf trouwens. Elke druppel regen die viel op zijn gezicht voelde als een naald. Hij probeerde zichzelf omhoog te duwen van de natte grond maar zijn hand gleed weg door de modder, en hij klapte weer tegen de grond aan. Hij kreunde van de kou en de pijn van zijn verzuurde, onderkoelde lichaam. Na een paar minuten, misschien zelfs uren hij had geen idee, probeerde hij weer omhoog te komen. Deze keer lukte het, soort van. Zijn rechter helft zat compleet onder de modder, en de rest was doorweekt van de nog steeds stortende regen. Het was licht nu, dus blijkbaar was hij de hele nacht buiten westen geweest. Met moeite trok hij zichzelf op tegen een boom aan en begon verder te strompelen. Hij moest verder, er was nog teveel kans dat die jagers hem zouden vinden. Hij moest verder. Ook al had hij werkelijk geen idee waar hij heen ging, of waar hij was. Voor hetzelfde geld was hij terug aan het lopen, maar hij dacht daar niet aan.

Na een half uur strompelend zichzelf voort te bewegen, hoorde Isha gekabbel van een rivier. Het was zacht, maar duidelijk te horen. De regen had langzaam afgenomen en het druppelde eigenlijk nog maar een beetje. Dus de kabbelende rivier was goed te horen. Meteen dacht hij aan schoon drink water. Alsof z'n keel nu pas herinnerde dat het geen water had gehad voor de laatste twaalf uur, werd het op slag droog. Of de jongen realiseerde het zich nu pas. Hoe dan ook, hij had dorst. Het idee van drinken gaf hem enige energie en, hoe koud hij het ook had, hij begon sneller te lopen.

>>>——————>

Na een uur lopen met de waterzakken, kwamen de drie Reizigers aan bij de rivier. Twee van hen hurkte bij de oever om de water zakken te vullen terwijl de derde de wacht hield. Er ging nog geen seconde voorbij of de jongen die de wacht aan het houden was, fronste.

"Ik hoor geritsel." Zei hij.

"Ga van de oever weg, ik hoor iemand aankomen. Verstop je achter dat bosje daar." Hij wees naar een paar bijeen staande bomen naast de oever met wat struiken eromheen terwijl hij de nog lege waterzakken oppakte en ze snel daar naartoe droeg. De andere twee stonden op en liepen ook naar deze verstop plek. Ze konden de schuifelende voetstappen nu duidelijk horen. Alle drie tuurden ze gespannen door de takken van de struiken. Toen zagen ze iemand aan komen strompelen over een heuveltje heen naast de rivier. Het was een kleine jongen, wankelend op zijn benen, en duidelijk kletsnat en compleet onder de modder. Zelfs vanaf een afstandje zagen de drie hem rillen.
"Die ziet er niet al te best uit." Zei de jonge vrouw.

"Nee. En hij is ook nog ons plekkie aan het innemen." Antwoordde de ene jongen. De ander fronste.

"We moeten hem helpen. Hij ziet er niet echt bepaald gevaarlijk uit. Eerder in nood."

"Juist ja. En wat denk je dat Josef daarvan gaat vinden?" De vrouw trok haar wenkbrauwen omhoog.

"Boeit ons dat wat. We kunnen hem moeilijk hier laten zitten tot ie neervalt. En het hele kamp is toch vermomd als een rondtrekkende familie." De vrouw rolde met haar ogen en zuchtte.

"Goed dan. Hij ziet er toch vrij slap uit. Zeker in die overduidelijk onderkoelde staat. Falkus, geef hem je mantel." Falkus, een van de twee jongens, knikte en deed zijn mantel af alvorens ze alledrie uit hun verstopplaats kwamen.


Voor verstopte mensen waren ze erg luid, maar Isha had ze niet door. Hij liet zich vallen op de grond naast de oever en probeerde met zijn trillende handen wat water uit de rivier te scheppen. Hij leek zich pas te realiseren dat er anderen waren toen de drie hem hadden omsingeld, en hij hun reflectie zag in het water. Daar schrok hij dan ook behoorlijk van. Maar hij had niet de energie om zijn mes te trekken, of om weg te rennen of zich überhaupt om te draaien. Als ze hem wilde beroven, dan had hij toch niet veel van grote waarde bij zich...

Tot zijn grote verbazing echter, werd hij niet beroofd, maar werd er een warme, droge mantel om zijn schouders geslagen, en voelde hij hoe zijn koude lichaam meteen een beetje relaxte, en hoe hij al snel bewustzijn verloor.

>>>——————>

De Grijze Jager : De Wraak van MorgarathWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu