23-3 juni 2016

215 30 1
                                    

Ik zette mijn broodtrommel recht voor me op de tafel in de schoolzaal. Ik opende het ding en zette de trommel op de deksel. Veel mensen doen dat, maar ik had een reden: zo hoefde ik me niet druk maken over of de deksel wel recht voor, achter of naast de broodtrommel lag. Ik glimlachte bij de aanblik van de drie komkommerplakjes die precies in het midden van mijn broodje-gezond bovenop de kaas, ham en sla pronkten. Ik verlekkerde al bij de aanblik, dit kon ik prima eten zonder me druk te maken over de precisie waarmee het brood gesmeerd was. Het was een van de redenen dat ik mijn brood nooit hier kocht en altijd thuis smeerde, dit broodje was met uiterste zorgvuldigheid bereid en dat wist ik zeker, omdat ik dat zelf had gedaan.
Ik nam een hap en bedacht me genietend dat je deze pauze nog niet langs was geweest om me de grond in te boren, iets wat normaal steevast gebeurde in de eerste tien minuten van de pauze. Daarna, liet je me vaak wel met rust. Groot gelijk had je: wie verspilde zijn pauze nou aan mij?
Na de pauze had ik Nederlands, een vak dat ik niet met jou had, toch stond je, al grijnzend, voor de deur van hetzelfde lokaal te wachten als ik. Een paar van je gabbers hadden wel Nederlands met mij en die stonden dan ook, net zo breed te grijnzen, naast je. Een van hen keek me aan. Vragend en misschien zelfs een tikkeltje wanhopig keek ik terug. Hij wist niet hoe snel hij weg moest kijken.
Zodra de docent arriveerde stapte je op haar af, met de vraag of je misschien bij mocht zitten omdat je graag je beeldspraak wilde bijspijkeren en toevallig een tussenuur had tijdens onze Nederlands les. Even verbaasd als ik, stemde de docent toe en, natuurlijk totaal niet toevallig, ging je voor je gabbers zitten, en naast mij. Ik probeerde me niets van je aan te trekken, maar mijn zenuwachtige gekluns en het bijten op mijn lip verraadden dat ik zenuwachtig was en misschien zelfs ook bang voor je.
"Weet je waarom ik je met rust heb gelaten deze pauze?" Vroeg je onheilspellend. Ik schudde mijn hoofd. "Zeggen we niets meer?" Vroeg je spottend.
"Nee, dat weet ik niet." Zei ik zacht. Je kuchte en maakte met je hand een 'en verder?'-gebaar. "Nee, dat weet ik niet, Rutger." Ik haatte het om zo gehoorzaam aan je te moeten zijn. En dat wist je en dus ging je lekker door.
"De docent is haar gehoorapparaat vergeten en hoort dus geen kak van wat ik zeg." Zei je, terwijl er een klein geniepig glimlachje op je gezicht verscheen. "Ik verheug me nou al de hele pauze op dit uur, ik ga lekker een uur lang aan je vertellen hoe waardeloos je bent en jij kan daar helemaal niets aan veranderen..." Zei je triompfantelijk. Ik keek eens om naar de jongens achter ons, maar die lachten me alleen maar uit. Wat had ik dan verwacht?
Terwijl jij begon te praten en me dwong antwoord te geven op de meest denigrerende vragen, keek ik eens naar het perfect rechte rijtje pennen voor me op tafel: blauw, rood, blauw, rood, blauw. Waarom moest ik dat soort belachelijke dingen eigenlijk van mezelf?
"Rutger, ik ben misschien doof, maar ik kan wel zien dat je niets opschrijft." Klonk de stem van de docent door het lokaal. Zonder het te vragen pakte je de middelste blauwe pen uit het rijtje. Ik beet op mijn lip en slikte de frustratie weg. Mijn dwangneurose nam het over en legde de laatste blauwe pen op de plek van de middelste. Ik dacht terug aan de eerste keer dat ik je zag, toen leende je ook een pen, die pen heb ik nog steeds niet terug...
Je smeet de pen terug in het rijtje. Opnieuw begonnen mijn vingers te jeuken en moest ik het rijtje weer perfect maken  van mezelf. Verwrongen bedacht ik, dat als ik jou niet ontmoet had en jij me niet opgezadeld had met dat imago van die enorme pietlut waar ik na een poosje nog aan probeerde te voldoen ook, ik waarschijnlijk nooit zo'n dwangneurose had ontwikkeld. Want ja, dat was het, een dwangneurose, en dat zag ik eindelijk in. Ik was daarmee echter al veel en veel te laat.

De pen die ik nooit terugzagWhere stories live. Discover now