Hoofdstuk Elf.

1.8K 126 18
                                    

Hoofdstuk 11

| Lydia Moore |

Bij het horen van de paniek in Gwen haar stem, duw ik mij langs Alpha Marshall heen. Hij blijft echter als versteend staan en doet geen moeite om mij tegen te houden. Wel draait hij zich om, maar komt niet van zijn plek af.

Meer aandacht schenk ik hem niet en ren met twee treden tegelijk de trap op. De deur van Ember haar kamer staat open en een huilende Gwendoline staat in de opening. Ook zij doet niets als ik haar aan de kant duw.

Meteen valt mijn oog op Ember. Roerloos licht ze op de grond terwijl er schuim uit haar mond druipt. Haar armen zitten onder de zweren en opgedroogd bloed siert enkele plekken op haar ledenmaten.

Geschokt blijf ik staan, maar wetend dat Ember niet lang heeft in deze staat zonder hulp, kniel ik naast haar neer.

"Gwen, ga naar de dokter. Zeg hem dat er een spoedgeval aankomt. Nu!" bevel ik haar met luide stem, zonder mijn ogen ook maar eens van Ember af te halen. Mijn hand plaats ik op haar pols, zoekend naar een hartslag.

Als ik die daar niet voel, spreid lichte paniek door mijn lichaam heen. Snel verplaats ik mijn hand naar haar keel, waar ik gelukkig wel een hartslag hoor.

Het is zachtjes, maar het is er.

Een kleine opgeluchte zucht, voor hoever dat kan in deze situatie, ontsnapt uit mijn mond. Ik veeg Ember haar blonde haren uit haar gezicht en kijk haar in de ogen. De pupillen zijn akelig vergroot en bijna het hele sclera is donker weg getrokken.

Kleine voeten die de kamer binnen trippelen vullen mijn oren en dat is het moment waarop ik mij omdraai. Met grote ogen kijkt Rome naar zijn zus.

"E-Ember?" stottert hij en doet zijn best om niet te huilen. Zijn lip begint te trillen, maar koste wat het kost houdt hij zich groot.

"Rome, ga onmiddellijk naar je kamer," commandeer ik hem met net iets te veel hardheid in mijn stem. Ik sla mijn ogen neer en herpak mijzelf.

"Alsjeblieft Rome, ga naar je kamer. Ik kom straks bij je." Terwijl ik dit zeg  probeer ik zoveel mogelijk Ember uit zijn zicht te houden, niet willend dat hij getraumatiseerd raakt door deze situatie.

"Oke-e," weet hij uit te brengen en loopt als in trans weg. Een opgeluchte zucht slaak ik en keer me dan weer tot Ember. Zo voorzichtig mogelijk probeer ik haar op te tillen, wat eerst lastig gaat, maar uiteindelijk lukt het mij toch.

Ik loop langzaam de kamer uit, met haar nog steeds in mijn armen, en begin de trap af te lopen. Alpha Marshall staat nog steeds in de deuropening maar als zijn oog op zijn dochter valt, wordt hij wakker.

Woest kijkt hij haar aan en draait ons de rug toe.

"Alpha Marshall, ik moét er langs," zeg ik knarsetandend, wetend dat elke seconden telt.

Het enige wat hij doet is een klein stapje opzij en een afkeurend geluid maken als ik met Ember in mijn armen langs loop.

"Wat is zijn probleem?" mompel ik tegen mijzelf en probeer zo snel mogelijk naar de dokter te lopen. Dan pas realiseer ik mij dat ik geen enkel idee heb, waar hij zich eigenlijk bevindt.

"Help!" schreeuw ik daarom maar zo luid mogelijk, wetend dat leden van de Roedel het zullen horen.

Maar het blijft stil. Sommige gordijnen worden zelfs dichtgeschoven.

Met een mond vol tanden kijk ik toe. Hoe kunnen ze zo reageren? Ondanks dat Ember een onuitstaanbaar kind is, ze verdient niet om te sterven aan Argentum.

"Vieze verraders!" roep ik dan, mijn woede duidelijk hoorbaar in mijn stem. "Vieze, vuile-" begin ik, maar wordt afgekapt door een bekende stem.

"Lia, wat is er- oh Godin, wat is er met Ember gebeurd?" Paniekerig kijkt Sophie mij aan en zet geschrokken een paar stappen achteruit.

"Ik vond haar zo in haar kamer, maar Sophie ik moet naar de dokter. Nu!"

Sophie knikt begrijpend en leidt mij, haastig, de weg naar de dokter zijn kleine ziekenhuisje.

Daar binnen vinden we Gwen, die onderuit gezakt zit tegen de muur. Haar hoofd heeft ze op haar knieën gelegd en haar armen zijn er om heen geslagen.

"Kan jij op Gwen letten?"

Ondanks dat ik het Sophie vraag, is het meer een opdracht. Sophie knikt twijfelachtig, maar gaat toch naar Gwen toe.

"Dokter?" roep ik, niet wetend welke deur ik zou moeten opnemen. Meteen verschijnt een man in een lange witte jas in de gang en gebaard dat ik hem moet volgen.

Snel loop ik naar hem toe en gaan we één van de vele kamers binnen. Ik leg Ember zo zachtjes mogelijk neer op het bed en kijk bezorgd toe.

"Het is Argentum," vertel ik de dokter. Hij knikt bedenkelijk en gelooft mij meteen op mijn woord.

"Ik moet u verzoeken de kamer te verlaten," zegt hij maar kijkt mij niet aan. Zijn aandacht is volledig op Ember gericht, waar ik blij mee ben. Zonder hem tegen te spreken, verlaat ik zoals gevraagd de kamer.

Mijn benen laat ik naar Gwen toe lopen, die huilend tegen een gechoqueerde Sophie aan zit. Zuchtend laat ik mij aan de andere kant van Gwen zakken.

Op die manier blijven we een tijdje met z'n drieën zitten. Gwen haar tranen beginnen langzamerhand op te raken en Sophie komt ook steeds meer terug naar de werkelijkheid.

"Ze gaat dood," sniffelt Gwen en veegt de tranen van haar wangen. "Mijn zus gaat dood," snikt ze en blijft de zin keer op keer herhalen.

"Stop," onderbreek ik haar bars bij de tiende keer. "Stop met dit, Gwen!"

Verbaasd kijkt ze mij aan.

"Ember gaat het halen. Ze gaat niet dood," ga ik verder, wat mij aan de situatie doet denken met mijn zusje, Meela.

"Ze gaat het redden," mompel ik dan, meer tegen mijzelf dan tegen Gwen. "Ze moet het redden."

----

Woah, dat is lang geleden. Sorry! Als het goed is zal ik deze vakantie (aankomende drie weken) het verhaal proberen af te schrijven. Wanneer ik thuis ben zal ik het online gooien :)

Hopelijk is het nog steeds een beetje leuk.

En ik weet dat het een kort hoofdstuk is, vandaar dat het volgende hoofdstuk langer zal zijn ^^

Liefs, L.

PS. Kunnen jullie alsjeblieft ook eens mijn eigen account LerissaB volgen?

Claiming What's His | Nederlandse VersieWhere stories live. Discover now