elf

603 66 10
                                    

Beneden ontstond paniek op straat. Elliot hoorde het. Hij hoorde ook een ander afschuwelijk geluid. Het klonk als een beest.
Enkele momenten later realiseerde hij zich dat hij aan het schreeuwen was. Haar naam, opnieuw en opnieuw en opnieuw.
Hij was alleen in haar kamer. Ze had hem opgeruimd en er lagen witte enveloppen op haar bureau. Nog meer raadsels.
Hij zou ze niet openen - dat plezier gunde hij haar niet. Ze zou hem niet langer vasthouden met haar lachende ogen en haar zachte lippen en haar slanke vingers en haar raadsels en ingewikkelde verhalen en haar geheimen.

Ze liet hem branden.
Met haar, waren er vlammen in zijn hart en vonken in zijn hoofd.
Ze was vuur.
Voor haar, was hij een bos, een mysterie. Iets om te ontdekken en te vernietigen. Toen was ze weg, en hij was as.

Hij stommelde de trap af, nog steeds schreeuwend. 'Amelia! Amelia!' Dit was een zieke grap van haar, net als de eerste keer. Half-struikelend snelde hij de deur uit. Waar ze ooit post-it's voor hem had achter gelaten. Waar hij dat stomme boek ooit van haar had geleend. Waar hij haar één keer had proberen te zoenen (ze draaide zich om).
Op straat had zich een groepje verzameld, rond haar engelachtige lichaam. Ze droeg een wit zomerjurkje, bewerkt met kant. Hij had het wel eens zien liggen op de grond.

Hij probeerde naar haar te kijken, maar zijn brandende tranen belemmerden zijn zicht. 'Amelia!' schreeuwde hij nog eens en wurmde zich tussen de mensen door.
Ze lag voor hem, met dat stomme zelfgenoegzame lachje van haar. Haar been lag in een vreemde, onnatuurlijke hoek. Hij was enkel aan het schreeuwen en gaf toe aan het verschrikkelijke gevoel wat zich vanuit zijn maag door zijn hele lichaam stroomde. Zijn knieën begaven het, en hij zakte op de grond. Haar lippen waren rood, bloedrood, gestift en ze had haar haast iconische eyeliner aangebracht.
'Jongen, het is beter als-' Een stem drong zijn wereld binnen maar hij bleef schreeuwen. Hij pakte haar nog warme hand, kneep erin. Geen hartslag, helemaal niks. Hij ademde in. Schreeuwde. Ademde uit. In. Schreeuwde. Uit.
Tranen stroomden over zijn wangen en er liep snot uit zijn neus. Zij had er altijd mooi uitgezien als ze huilde, stilletjes, als een waar kunstwerk. Dit, dit klonk als een beest. Dit was niet mooi en zij ook niet. Het straaltje bloed langs haar been en uit haar neus waren niet mooi. Haar lippen en gesloten ogen waren niet mooi. Zijn bleke gezicht en rode ogen waren niet mooi.

Iemand trok hem met een stevige ruk naar achteren. Hij probeerde naar haar toe te kruipen, maar de handen hielden hem stevig vast. Een gezicht verscheen voor hem, een vrouw, en ze smeekte hem om te stoppen met schreeuwen.
Zijn keel voelde rauw. Zijn handen trilden nu hij het besefte.
Ze was gesprongen. Ze was dood. Ze kwam niet meer terug.
De vrouw bracht hem buiten de groep en stelde hem vragen, maar hij kon niks horen. Het ging allemaal aan hem voorbij, als een tv die in de hoek van de kamer aanstaat. Hij ging op de grond zitten, midden op het plein, kijkend naar de groep die zich om haar lichaam had verzameld. Inmiddels was er een ambulance gearriveerd en keek hij met lede ogen toe, terwijl de broeders zich om haar lichaam bekommeren.

Na al die maanden, was dit de manier waarop ze hem achterliet. Ze had hem verliefd op haar laten worden, om daarna te springen. Hoe kon ze zoiets doen?
Hij was elke ochtend weer opgestaan voor haar. Hij zou haar weer omhelzen en het zou hemels zijn. Ze zou in zijn oor fluisteren dat ze hem gemist had en dat ze van hem hield. Zo had hij zichzelf op de been gehouden. Hij gebruikte de toekomst om aan het heden te ontsnappen.
En dit was de toekomst.

Hij belde in een moment van paniek zijn moeder op: zij zou wel weten wat er gebeuren moest.
'Hallo, Elliot, lieverd, hoe...' Ze stopte met praten toen ze zijn gesnik hoorde. 'Elliot, is alles goed?' vroeg ze ongerust.
'Nee,' wist hij er met moeite uit te brengen. 'Nee, mam. Ze...' Hij haalde een diepe teug adem en zei: 'ze is gesprongen.' Hij haalde haperend adem en voelde de tranen weer branden.
'Oh god, Amelia?' vroeg zijn moeder. Hij knikte, tot hij zich besefte dat ze hem niet zag.
'J-ja.'
'Waar ben je, lieverd?' Haar stem klonk zo verzorgend, deden hem denken aan thuis en toen hij klein was.
Hij noemde de naam van het plein op en zijn moeder antwoordde dat ze er zo zou zijn.

Zijn moeder vond hem met zijn handen over zijn oren en zijn hoofd rustend op zijn knieën. Ze pakte zijn handen, probeerde hem te bereiken. Hij keek enkel naar haar en zei: 'ze is dood.' Steeds weer.

Nadat zijn moeder hem naar huis bracht en hem op de bank gezet haar, begon hij te vertellen. 'Ze heeft de mooiste bruine ogen die ik ooit gezien heb - maar niet gewoon bruin, een tint bruin die bijna groenig of goud lijkt als er zonlicht in schijnt. En haar mond is zacht en roze en ze is zo koud, zo kil. Ik zei dat ik van haar hield en ze zei sorry en toen dacht ik: 'het is mijn eigen schuld, ze zei dat ik niet verliefd mocht worden,' maar dat was ik al en ik was al hopeloos verzonken en toen kuste ze me en ik was de gelukkigste persoon op aarde en ik dacht dat ze ook van mij hield want, ja, ze kuste me maar toen zei ze dat ze dood wilde en ik begreep het niet. Hoe kan ze nou weggaan van degene die van je houden? En we zijn samen een keer weggereden, midden in de nacht en we hebben samen in één bed in zo'n stom motel geslapen maar de kleuren van de deuren en raamkozijnen waren wel mooi.' Hij praatte snel en zacht en zijn moeder zei niks.
'Ze is zo mooi en ik kan alleen maar denken aan hoe ze met haar tong, zachtjes zingend, de enveloppen dicht plakt en ze heeft haar begrafenis al lang gepland maar ik ga er niet heen, absoluut niet.'
'Waarom niet, lieverd?'
'Want dat wil ze en ze speelt met me en ze wil zo graag aandacht en ik moet haar vergeten,' zei hij wanhopig. Ze was overal. Zijn hoofd, zijn hart, zijn ziel. Hij ademde haar.
'Maar Elliot, denk je niet dat het beter is als je ernaar toe gaat?'
'Nee!' zei hij boos. 'Nee. Ik ga niet.'
'Maar...'
'Ik zei: Nee!' schreeuwde hij en stond op. Weg, hij moest weg. Weg van zijn moeder en haar trieste, bruine ogen en kort, krullerig haar. Ze was maar klein, Elliot stak een kop boven haar uit. 'Sorry,' zei hij, en liep weg. Zijn moeder riep hem nog na, iets over een jas, maar hij luisterde niet. Hij was weg.

Hij dacht dat hij over haar heen was en dat was ook zo, maar toen hij haar zag in haar raamkozijn met haar witte jurk, fladderend om haar benen, en toen hij haar hoorde vallen en toen hij haar zag liggen, kon hij niet meer. Hij leefde in koude herinneringen van zij tweeën, Amelia en Elliot, en hij wilde haar vergeten, probeerde de kleine fragmenten uit zijn geheugen te wissen - probeerde ze opnieuw te maken maar het lukte niet, niet zonder haar.

Sinds ze weg was, had hij tientallen sigaretten gerookt maar ze waren geen van allen zo giftig als zij.

waarom kan ik alleen goede dingen schrijven na middernacht? ik heb mijn kerstlichtjes aan, er staat een halfleeg flesje water naast me. op de weggemoffelde tonen van de muziek na, is het doodstil. iedereen slaapt. i'm at peace.

liefs, Anna

art deco // netties 2016Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu