dertien

513 50 2
                                    

Hij dacht dat hij haar zag op een bankje aan de gracht. Hij rende naar haar toe - het was onmogelijk, dat dacht hij, maar daar zat ze.
Daar zat ze.
In het zachte licht van de lantaarnpaal zat ze daar, op een groen, roestig bankje en met haar ellebogen op haar knieën en haar kin in haar handen.
"Amy!" wilde hij schreeuwen, maar zijn keel was vastgesnoerd door emoties. Mijn Amelia, ze zit daar. Het enige waar hij aan kon denken.
Hij dacht niet aan de witte rozen die hij niet op haar grafkist had gelegd of aan de tranen in haar ogen toen ze zijn naam fluisterde en hij haar handen probeerde te grijpen en het niet lukte, of aan haar lichaam in een mislukt kunstwerk op de kiezelstenen - hij dacht er niet aan.

Hij was er bijna, maar ze stond op. Hoorde ze hem niet? Wist ze niet dat hij nog altijd op haar wachtte?

Struikelend over zijn eigen voeten, legde hij een hand op haar schouder, raakte haar zwarte haren aan. Ze draaide zich om en hij kuste haar. Hij kuste Amelia. Zíjn Amelia.
Hij vroeg of ze het echt was en ze knikte. Hij haakte zijn vingers achter haar schouderbladen, hete tranen stroomden over zijn wangen.
Maar na een tijdje liet hij haar los en fluisterde: "je bent haar niet. Mag ik je alsjeblieft noemen zoals ik haar ook noemde?"
Het meisje keek hem met rode wangen aan en zweeg. "Wie ben jij?" zei ze.
"Weet ik niet. Ik ademde Amelia. Zij was mij. We hielden van elkaar." Een snik ontsnapte.
"Ik ben zo bang dat ik haar vergeet."

art deco // netties 2016Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu