4: little boys don't know their place

86 3 0
                                    

'Oké, Alessia, raap jezelf bij elkaar.' Ik zuchtte en draaide me net op tijd om om 2 koffers naar beneden gegooid te zien worden. 

Ik kon ze net opvangen en keek verbaasd naar de zwarte trolleys en sporttas. Fieuw. 

'Je spullen.' klonk er van boven. Ik keek even, en ritste voorzichtig de sporttas open en zag om te zien dat er inderdaad mijn sportkleren in zaten. In de eerste koffer -de kleinste- zaten mijn kleren, allemaal netjes opgevouwen, samen met een deel van mijn andere spullen. De derde ging dan naar mijn schoenen en nog meer spullen. 

Ik wist dat ik weinig had, maar zo weinig? Ik bedoel, ja, ik had een groeispurt gehad, anderhalf jaar geleden, maar dan nog.. . Ik zuchtte en draaide me weer richting het zolderraam, maar dat was ondertussen toe. Ik zag mijn tante er nog wel staan, maar ik betwijfelde of ze nog zou openen. Ze zou er waarschijnlijk blijven staan tot ze zeker was dat ik weg was, en niet meer zou terugkomen. 

Van je familie moet je het hebben. 

Dus ik deed het enige wat ik kon doen: ik raapte mijn spullen bij elkaar en begon te lopen, om uiteindelijk op het stadsplein uit te komen. Ik zette me neer op één van de bankjes, in de schaduw van één van de winkels. Ik hield niet echt van de zon en de lage winterzon was bijna nog erger dan de brandende zomerzon. 

Ik keek rustig naar alle mensen die langs me liepen. Hoe had het zo snel mis kunnen lopen? Kwam ik uit de ene hel, werd ik dakloos. De hoeveelheid mensen vertelde me ook dat het weekend was: het was te vroeg voor examens, maar er waren een hoop mensen. 

6 of 7 februari dus. Nog een paar dagen verloren. Gelukkig dat er al geen sneeuw lag.

Ik bleef naar de mensen kijken, ik had het altijd al leuk gevonden. Waar dachten ze aan? Waar waren ze naar op weg? Wat ging er om in hun leven? Hoe zag hun familie eruit?

Een deel wist ik natuurlijk al, bij de meest gevreesde en bekende personen van de stad horen had zo zijn voordelen, maar ik kon ook niet alles weten, en gedachten lezen was zelfs voor mij te hoog gegrepen. 

Het deed me denken aan Amber, mijn beste vriendin en partner in crime. Samen waren we praktisch onverslaagbaar. Helaas was ze vlak voor mijn ontvoering verhuisd. We hadden hier vaak afgesproken, dat wel. Ze wist enkele van de dingen die mij mij maakten, het meeste van alle personen die ik kende, en zelfs zij wist niet eens de helft. 

'Hey, Romano!' klonk er opeens van de andere helft van het stadsplein. Ik zuchtte. Gewéldig. Was deze dag nog niet erg genoeg? 

Ik keek verveeld op. 'Julian.' De jongen kwam -samen met een volgeling of 2- door de mensenmassa in mijn richting gebaand, in een rechte lijn naar mij. Mensen keken van de jongen naar het doel van zijn wandeling: mij. Ik zag mensen schrikken en hield met moeite een lachje tegen toen ik opstond. 

'En, hoe was je jaartje op de malediven, of waar je ook heen bent gegaan?' vroeg hij. Ik kneep mijn tanden op elkaar en mijn blik verduisterde. 

'Ik zou het niet hebben over dingen waar je geen verstand over hebt, Julian.' 

'Die koffers maken anders heel duidelijk wat je gedaan hebt.' Hij knikte naar de trolleys. Wel, eerlijk is eerlijk, ik heb liever dat mensen denken dat ik een jaartje ben gaan reizen dan dat ze de waarheid ontdekken, maar dat betekent niet dat je er onbeleefd over moet doen. 

Ik sloot mijn ogen een seconde. 'Dit is niet echt het moment, Julian.' zuchtte ik, mijn vingers even op mijn slapen. 'Als je niet wilt dat ik je tegen de grond sla, zou ik me met rust laten.' voegde ik er snel aan toe. Beter maar even waarschuwen. 

'Je bent niet zo intimiderend meer als je denkt dat je bent, Romano.' Nu begon ik te grijnzen. Alleen al het feit dat hij dat bovenbracht vertelde me iets heel anders. 

'En toch durf je mijn naam niet uit te spreken, mij recht in mijn ogen aan te kijken en is de angst bijna van je af te ruiken.' zei ik, terwijl ik langzaam naar hem toe liep. Ik was niet zwak, wat ik ook allemaal meegemaakt had. En iedereen die iets anders dacht.. wel.. probleem voor hen. 

Ik legde mijn hand op zijn wang en keek hem liefjes aan. Het duurde welgeteld 2 seconden voor ik hem met mijn vrije hand -links- een harde hoek verkocht had. 

Ik hoorde het bot breken onder mijn vuist, maar mij maakte het niet uit. Hij had mij maar niet moeten irriteren. Julian greep naar zijn neus, en maakte het daarmee heel makkelijk voor mij. Ik zette een stapje naar achter en wist met een harde trap hem op de grond te klappen. 

'Ik had je gewaarschuwd. Blijf weg van mensen die veel hoger dan jou staan, anders krijg je dit soort situaties.' Ik draaide me om en liep weg met mijn koffers in mijn handen. 

Ik vreesde dat het nu niet lang meer zou duren voor heel de stad wist dat ik terug was. Ik zuchtte en dacht dan maar aan mijn voorlaatste optie, de laatste was onder een brug gaan liggen. 

Ik haalde het verfrommelde papiertje uit mijn jaszak en liep een bakkerij -zo één waar je ook kon eten- binnen. 

'Goedemiddag.' zei ik op mijn allerbeste gedrag. 'Zou ik even kunnen telefoneren?' De vrouw herkende me duidelijk: het was te zien. 

'J.. ja, natuurlijk. Volg mij.'

'Dank u.' Ik volgde haar, mijn koffers achter me aan slepend. Ze begeleidde me naar het achterkamertje en wees naar de telefoon.

'Dat is iets wat je privé doet..' herinnerde ik haar. 

'Oh ja..'

Ik wachtte geduldig tot ze de ruimte uit was voor ik de hoorn oppakte en het nummer intoetste. De telefoon ging 2 keer over voor er een stem klonk.  

'Elias Adams.' 

'Elias.. Alessia hier..'

'Alessia.. wat is er?' Ik zuchtte.

'Ben je nog in de buurt?' 

BrokenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu