Hoofdstuk 6

437 22 2
                                    

Alexis

Ik besluit niemand, maar vooral Vince niet, iets van mijn glijavontuur -en de gevolgen daarvan- te vertellen.
Behalve dat ik me een beetje schaam over mijn aandeel in het gebeuren, denk ik niet dat dit erg toekomstige-koningin-waardig is. Maar de hoofdreden is dat ik Reinout niet in een lastig parket wil brengen. Ik kan me namelijk erg goed voorstellen dat -ondanks dat er niks is gebeurd-, er een heel drama van gemaakt gaat worden en dat hij misschien wel ontslagen wordt of dat er iets anders oneerlijks ten nadele van hem wordt gedaan. Ikzelf zal de dans waarschijnlijk ontspringen in verband met mijn status, en om Reinout daar dan de dupe van te laten zijn is niet mijn idee van rechtvaardigheid.
Niks zeggen is gewoon het makkelijkste.

Blij dat ik dit bevredigend met mezelf heb opgelost, vind ik Vince in zijn kantoor waar hij erg voorspelbaar hard aan het werk is. Omdat hij daar alleen is, sluit ik de deur zacht achter me en probeer hem van achteren te besluipen.
Ik had natuurlijk moeten weten dat hij het gehoor en het reukzintuig van een wolf heeft, en voordat ik weet wat me overkomt heeft híj míj overweldigd en zit ik klemvast in een omhelzing waar zonder medewerking niet uit te komen is.
Ik vlij me tegen hem aan (alsof ik een andere optie heb) en zeg gesmoord in zijn lekker ruikende T-shirt: "Morgen is het zover." Vince gromt bevestigend en eist mijn mond op voor een geweldige zoen. Ik ga daar in mee, maar veel te snel stopt hij en zegt fronsend: "Waarom ruik jij naar Reinout?" In het volledige besef dat dit hèt moment is om schoon schip te maken, maak ik me ervan af met een halve waarheid en zeg vaag: "O ja, ik botste net tegen hem aan." Ik vervolg snel: "Mijn schuld natuurlijk! Reinout heeft ervoor gezorgd dat ik niet op mijn plaat ging, dus stop maar met dat woeste gegrom." Vince namelijk staat op het punt verhaal te gaan halen bij Reinout, niet zijn beste vriend als het om mij gaat, en ik omklem Vince nu in een wolvenknuffel in de hoop dat hij doorheeft dat ik hem hier wil hebben en houden.
Gelukkig kalmeren mijn woorden hem genoeg, en blijft hij op zijn plek zitten.
In de hoop hem extra af te leiden, laat ik mijn blik over de puinhoop op zijn bureau gaan en zeg fronsend: "Toch ziet het er niet uit alsof je al klaar genoeg bent voor onze trip morgen." Hij kijkt mee en is het niet met me eens. In sneltreinvaart gooit hij al het verspreide papier op één grote stapel en schuift dat zo in een lade. De computer sluit hij af, de telefoon zet hij uit. En dat allemaal terwijl ik op zijn schoot zit en meega met al zijn bewegingen. Lachend klem ik me aan hem vast, en hij staat moeiteloos op om ook de rest van het kantoor netjes achter te gaan laten. Dat is toch iets lastiger met mij als ballast, en met een lichte zucht pelt hij mij van zich af om mij op zijn bureau te planten. Hij gaat in een nog hogere versnelling, en in een minuut ziet het kantoor eruit als om door het ringetje te halen. Geïmpressioneerd kijk ik hem aan. Plagend zeg ik: "Dus je kúnt het wel! Waarom is je slaapkamer dan altijd zo'n zooi?" Hij kijkt me weer grommend aan, dit keer met pretlichtjes in zijn ogen: "Dat komt misschien omdat ik niet de enige bewoner ben van die slaapkamer?" Suggereert hij liefjes. Touché. De rommelkont van ons tweeën ben ik. Overduidelijk. Ik denk wat schuldbewust aan de zooi die ik daar heb achtergelaten terwijl ik gezellig uit logeren ging. Ik zou toch echt beter moeten weten; ik heb per slot van rekening heel wat uurtjes zitten in het schoonmaken van die kamer. Maar goed. Men zal de komende tijd geen last meer van mij hebben. Of van hem. We gaan op reis. Op zoek naar mijn vader. Heel eerlijk heb ik geen goed gevoel over de afloop van deze zoektocht. Als je ruim 20 jaar vermist bent, is de kans simpel gezegd gewoon het allergrootst dat hij ergens diep onder de grond ligt en niet meer ademt. Ik heb het mijn opa en oma niet verteld, maar ik hoop met deze onderneming vooral zijn lichaam of rustplaats te vinden. Zodat daar duidelijkheid over is. Want dit is nog steeds een etterende wond, voor mij, maar vooral voor mijn opa die weer zo is opgeleefd. Wat de reden is waarom ik nu al een verzachtend verhaal aan het bedenken ben, hoe ik het nog onbekende nieuws aan hem over moet brengen. Maar dat is iets voor de terugweg. Nu moet ik nog vol goede hoop zijn. 

----------

William

De ogen van de dame zijn van dichtbij grote, donkere, geheimzinnige poelen. Hypnotiserend kijkt ze me aan. Ik heb het gevoel dat ik val als mijn blik in de hare is vastgeklonken.

De slaaf [deel 2]Where stories live. Discover now