Hoofdstuk 6

19 2 2
                                    

Hallo beste lezers,

Voor je begint met lezen, luister zeker eens naar het liedje dat ik erbij heb gezet.
Voor zij die het niet kunnen zien (wat mij altijd overkomt (: )
=> No Sound but  the  Wind  ~ Editors
Het is een rustig liedje - die zijn meestal het mooist - en past, volgens mij, goed bij het verhaal.
Zo, en dan laat ik je nu lezen :)

Veel leesplezier!
Narratora

**************************************************************

Willem Christiaans

Mijn voetstappen klonken hol - en naar mijn gevoel veel te traag - op de trap terwijl in mijn hoofd  steeds maar opnieuw dezelfde vraag bleef rondmalen.
Wat was er aan de hand?
Ik dacht dat, na de toewijzing, eindelijk alle zaken met Claessens afgehandeld zouden zijn. Ik had het zo gehoopt voor Kaat.
De invloed van de klap, die het verlies van Finn was geweest voor haar, was langzaam aan het wegebben tot een herinnering. Het zou haar voor heel haar leven bij blijven, maar ze zou tenminste na een tijdje weer langzaamaan haar gewone leven kunnen opbouwen. Ze zou weer terug haar zelf kunnen zijn. Niet voortdurend op haar hoede voor de blikken en reacties van haar klasgenoten.
Maar Claessens was dat hele vooruitzicht aardig in de war aan het sturen met zijn verzoekjes.
De bedoeling was geweest om Kaat een tijdje uit de schijnwerpers te houden tot ze zichzelf bijeen had geraapt en het hoofdstuk Finn grotendeels had afgesloten.
En dan hielp het niet echt dat een directeur, die bij de leerlingen een gevreesde reputatie had, haar de hele tijd bij zich liet roepen. Dat riep vragen op bij iedereen. Dat zou toch zelfs Claessens moeten begrijpen.
Wilde hij haar niet helpen? Of dacht hij er niet over na dat anderen die ontmoetingen vreemd konden vinden?
Ik wist niet welk van de twee mogelijkheden ik het liefste had en hoopte maar dat hij een goeie derde optie had.
Onwillekeurig versnelde ik mijn pas toen ik in de gang kwam waar Claessens vertrekken lagen.
Het feit dat het hier vreemd stil klonk, negeerde ik. Ik wilde gewoon niet met de mogelijkheid rekening houden dat ik te laat was.
Ik glimlachte haast automatisch naar de zuiderse vrouw die met een karretje vol poetsspullen de gang kwam ingewandeld. Ik zag aan haar gezicht dat ze aarzelde om me aan te spreken en besloot om zelf het ijs te breken.
"Goedemiddag."
Ze knikte vriendelijk terug bij wijze van antwoord.
"Oe zoekt de diructoer?" vroeg ze met een vet accent.
"Ja", antwoordde ik, bang voor de reactie die zou volgen.
"Die ies wek."
"Weg?", herhaalde ik vragend, hoewel ik het best verstaan had.
"Jah."
Ik voelde de bezorgdheid toenemen.
"Hebt u toevallig een meisje gezien, hier?"
De poetsvrouw dacht even na met haar vinger op haar kin vooraleer ze haar hoofd schudde.
"Nee, sorroe m'neer."
Ik dwong mezelf te glimlachen terwijl ze mij van top tot teen opnam, hoewel ik me verre van gelukkig voelde.
Vaag drong het tot me door dat ze iets zei. Ik schudde mijn gedachten van me af en boog me voorover.
"Sorry, u zei?"
Ze keek even verstoord op en glimlachte toen mijn verstrooidheid weg.
"Moet iek een boodskap doorg'ven aan de diructoer?" herhaalde ze langzaam.
Ik schudde mijn hoofd.
"Dat is zeer vriendelijk van u, mevrouw, maar Claessens heeft veel aan zijn hoofd. Ik zal het zelf wel oplossen. "
De poetsvrouw knikte begrijpend, vooraleer ze haar dweil in het bakje met water stak. Ik sloeg een tijdje verdoofd haar bewegingen gade, tot het eindelijk tot me doordrong dat ik hier niet zo kon blijven staan.
"Toch bedankt voor uw hulp, mevrouw", zei ik tegen haar rug, terwijl ik wanhopig de wanhoop uit mijn stem probeerde te houden.
De vrouw keek kort op van het werk waarmee ze bezig was en lachte haar lichtgele tanden bloot.
"Keen dank, m'neer", antwoordde ze op haar zangerige toontje.
Toen zwierde ze de natte doek over haar aftrekker en begon lustig door de gang heen en weer te lopen.
Ik draaide me om en liep teneergeslagen de trap af. In mijn hoofd ging ik het rijtje af van alle plaatsen waar Kaat kon zijn, maar geen van alle leek me echt aanemelijk toen ik er nog eens grondig over nadacht. Ik wilde het al bijna opgeven en gewoon terug naar haar kamer gaan om daar op haar te wachten, toen mijn blik plots op mijn pols viel.
Het rode tekentje stak scherp af tegen mijn gebronsde huid en leek aanlokkelijk te flonkeren.
Ik wist dat ik die manier niet moest gebruiken, niet mocht gebruiken, maar de gedachte dat Kaat ergens buiten was nadat Claessens iets tegen haar gezegd wat waarschijnlijk niet erg positief was, deed mijn schuldgevoel zo hoog oplaaien...
Doe het niet!
De verstandige ik was geneigd het stemmetje in mijn hoofd te volgen. Wie weet wat er allemaal kon gebeuren. Ontslagen worden - en dan was ik haar zeker kwijt - of nog erger: de doodstraf. Ik wist wel dat ze tegenwoordg die straf nog maar weinig toepasten, maar iedereen die voor me die truck had gebruikt om zijn leerling te vinden, had het met de doodstraf moeten bekopen. Het was ook gewoon iets wat je niet deed. Het was de ergste vorm van privacyschending die je je maar kon indenken: je verbondenheid gebruiken om je leerling op te sporen. En ik wilde het risico niet lopen om naast Finn te eindigen.
Finn...
Plots wist ik waar ik Kaat kon vinden.
Met twee treden en een nieuwe dosis hoop liep ik de trap af naar de grote binnenplaats. Ik knalde de deur net iets te enthousiast open waardoor die veel harder dan gewoonlijk tegen het paaltje vloog dat ze in de baan van de deur hadden gezet opdat de deur niet tegen de muur zou vliegen. Een paar leerlingen die buiten wat stonden te praten keken verbaasd op toen ze zagen dat het een Beschermer was die redelijk onvoorzichtig met de deur omging.
Die hadden vanavond iets extra's om aan tafel over te vertellen.
Ik begon te lopen. Over het plein, door de tuinen, naar de gedenkwei.
In gedachten dacht ik onbewust terug aan die week geleden toen ik hier met Kaat had gestaan. De tranen in haar ogen, de schaamte die ze had gevoeld toen ze haar emoties niet meer kon bedwingen en haar gebroken kwetsbaarheid. Ik herinnerde me nog goed hoe broos ze in mijn armen had gevoeld. Destijds had ik in gedachten de vergelijking gemaakt van iemand die uitgeput was van lange strijd waarvan op voorhand al het einde beslist was. Ik had haar opnieuw kracht willen geven. Opnieuw hoop en geluk.
Een bekende gestalte tussen de gipsen handen, haalde me uit mijn gedachten.
Ik versnelde mijn pas en ontweek handig de gedenkstenen van de overleden Beschermers die nauwkeurig op rijen stonden opgesteld.
"Kaat?"
Bezorgd knielde ik naast mijn leerlinge neer en legde een hand op haar schouder.
"Wat heeft-"
Ik brak mijn zin af en keek verbaasd naar de enveloppe die ze stevig in haar rechterhand geklemd hield.
"Wat is dat?"
Kaat draaide haar hoofd opzij en keek me moeilijk aan.
"Het is van Finn", bracht ze fluisterend uit.
Een flits van begrip schoot door mijn hoofd.
"Daarom heeft Claessens je dus laten komen..."
Ze knikte en draaide haar hoofd terug naar voor.
Het bleef even stil tussen ons terwijl we allebei naar de enveloppe keken.
"Heb je het al geopend?"
Mijn leerlinge schudde haar hoofd.
"Ik... "
Ze zweeg abdrupt en boog haar hoofd. Ik keek haar bezorgd aan en verplaatste mijn hand zodat mijn arm om haar schouders kwam te liggen.
"Ik wilde niet alleen zijn, Willem."
Ik slikte toen ik de toon hoorde waarop ze mijn naam uitsprak. Zo wanhopig en moedeloos.
"Ik was zo bang toen Claessens me riep. Ik dacht dat hij wist dat ik gehuild had. Ik dacht dat hij mij ging wegsturen. Ik was zo bang..."
Haar laatste woorden waren niets meer dan een ademhaling die zich moeizaam een weg naar buiten zocht tussen haar lippen.
"Hey... "
Ik wreef zachtjes rondjes met mijn duim over haar schouder.
"Hoe zou hij het ooit te weten kunnen komen?"
Kaat haalde lichtjes haar schouders op.
"Er zijn genoeg kandidaten, toch?"
Ik glimlachte en trok haar tegen me aan.
"De enige die zich kandidaat kan stellen in deze zaak, ben ik. Ik was immers de enige die erbij was. En, voor het geval dat je het nog niet moest weten, ik zal het nooit tegen iemand zeggen. Dat beloof ik je."
Ik liet haar los en duwde me recht.
"Kom, het eten wacht op ons."
Ze kwam langzaam overeind en glimlachte flauwtjes terwijl ze naast me kwam lopen.
"Weet je", begon ze zachtjes, " vroeger, voor ik een trainer had, fantaseerde ik altijd over hoe hij moest zijn. Fiene en ik konden een hele dag buiten zitten en dromen over onze trainer. We vonden het zo spannend..."
Ik keek glimlachend opzij naar mijn leerlinge, die nostalgisch in de verte staarde.
"En zij kon niet stoppen met vertellen over hoe fijn het moest zijn en dat ze liever een man had dan een vrouw. Terwijl ik mijn droomtrainer liever voor mezelf hield. Het voelde alsof ik mezelf verraadde als ik hem deelde, of ik een geheim deeltje van mezelf blootgaf. En dan werd Fiene boos. Ze vond dat ik mijn trainer ook moest delen, net als zij deed..."
Ze lachte zachtjes terwijl ze aan die tijd dacht.
Ik wendde mijn blik terug af en probeerde het mezelf voor te stellen. Twee onbezorgde, jonge meisjes buiten op de stoep in het zonnetje, dromend over hun toekomst.
"Kan je je voorstellen hoe zenuwachtig we waren die ene dag", ging Kaat zacht verder.
"Fiene stond al om 8 uur aan mijn bed te springen, want we moesten maar eens te laat komen...
Toen dan eindelijk het moment daar was en ik aan Finn toegewezen werd, klopte dat gewoon. Ik wist dat hij - onbewust - de trainer was die ik voor ogen had gehad. Dat soort vaderfiguur dat we hier allemaal misten. Maar.. Het was te mooi om waar te zijn."
Ze liet haar stem wegsterven en bleef staan, haar blik nog steeds op oneindig, maar nu zonder een sprankeltje nostalgie.
Ik zag haar keel bewegen toen ze slikte en haar hoofd naar mij draaide. Een kleine glimlach sierde haar lippen.
"Maar, ik vind dat je een meer dan waardige vervanger bent, Willem. Ik had me geen betere kunnen wensen."
Ik boog lichtjes mijn hoofd, dankbaar voor haar woorden en glimlachte terwijl ik haar terug aankeek.
"Insgelijks, Kaat. Insgelijks."
Ze keek me nog even aan en maakte toen haar blik los.
"Zo," klonk het geamuseerd, "en laten we nu maar eens gaan zien wat de pot schaft."

BeschermerWhere stories live. Discover now