Toen Ik Leerde Zien

269 15 6
                                    

 Een verhaal over de levensloop van een intelligente, nieuwsgierige jongen die liefde vindt op plekken waar het verstopt moet worden.







'Vuurtoren, strand, zee, huis, schelp, boom, wind.'

'Jules, de wind kan je niet zien.' Dat kon ik wel, als ik de wind niet had kunnen zien had ik het ook nooit kunnen opnoemen. 

'Vuurtoren, strand, zee, huis, schelp, boom, wind-' 

'Jules, wijs de wind eens aan dan.' Mijn vinger wijst al snel naar de bomen. De bladeren die op en neer gingen door de wind. Je kan zien dat de wind er door heen wilt. Wat dom is, de wind kan er ook gewoon langs af gaan. Maar dat doet ie niet. Maar het is niet de schuld van de wind dat ie niet kan zien waar bomen zijn. De wind heeft geen ogen. De wind heeft geen benen. De wind heeft geen armen, geen mond, geen neus geen...

De wind heeft niks, de wind kan je niet zien. Je kunt alleen zien wat de wind doet. De wind is te vergelijken met de zee onderwater. Als je diep onderwater bent kan je de zee niet zien. Je kunt alleen zien hoe die koraal en zeewier een bepaalde kant op laat gaan door de stroming.

'De wind is onzichtbaar Jules. Je kunt de wind alleen voelen.' Mijn moeder knielt naast me neer en legt haar arm om me heen. Samen kijken we de verte in. Strand, zee, schelp, boom, geen wind.

'Maar misschien ben je nog te jong om dat te begrijpen.' 

'Ik begrijp het wel mama.' Als ik aan deze zin nu terug denk had ik dat beter niet kunnen zeggen. Ik weet niet of het mijn leven uiteindelijk beter heeft gemaakt, of enkel slechter. Maar ik wil geen gok maken tussen de twee. Ik zou me ontzettend ondankbaar voelen voor al het mooie wat het uiteindelijk heeft mee gebracht.


'We gaan hem daar toch niet naar toe sturen Jan! Hij is pas elf!'

'Heb je ooit gehoord wat er uit zijn mond komt Marie? Zo'n slimme jongen moet op een plek met slimme leeftijdsgenoten.' Meestal wanneer mijn ouders ruzie maken gaat het niet over mij. Het gaat over iets simpels wat de een of de ander verkeerd doet. Ik vind het dom, zo onnodig, zo...

Nutteloos. 

Soms denk ik dat ze gewoon tegen elkaar schreeuwen omdat ze het leuk vinden. Maar ik weet heus wel dat dat onzin is. Ze houden niet van elkaar. Ze zijn waarschijnlijk alleen samen omdat ze elkaars situatie nodig hebben. Niet elkaar.

Zo heeft mijn moeder geld nodig voor een huis, voor mij, en voor haar zelf. En mijn vader kan gewoon niet goed alleen zijn. Soms is hij wel aardig voor me, wat ik waardeer. Maar, hij denkt door mijn leeftijd dat ik maar een dom klein kind ben, dat ben ik niet. 

De stem van mijn moeder wordt zachter. 'I-ik, weet het niet Jan. Weet je zeker dat het een goede plek is voor hem? Hij heeft het hier zo fijn. En een kostschool? Is dat niet een beetje té formeel voor ons? Voor hem?' Ik hang over de trapleuning heen om het gesprek te horen. Ik wil me er goed op kunnen voorbereiden. En ik weet dat ik niet lang meer heb aangezien morgen de zomervakantie voorbij is.

'Ik weet zeker dat hij het geweldig gaat vinden. Zo'n slimme jongen heeft uitdaging nodig, hij kan niet voor altijd een kind blijven.' Hij had gelijk, altijd een kind blijven kon ik niet, zelfs als ik mijn best deed. Op een dag zou ik toch wel te ver ontwikkeld zijn om me als een klein jongetje voor te doen. Maar om nu al op te groeien?

'Je hebt gelijk.'  Zegt ze. Ik leun net iets verder naar voren om te kunnen zien wat er nu gebeurt. Ik ben blij als ik zie dat ze elkaar omhelzen. Misschien houden ze ergens toch wel van elkaar?

Het zou altijd zo zijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu