Hoofdstuk 3

11 2 0
                                    

Ik kom na een lange tijd rennen weer aan bij het dorpje. De man, wiens ik zijn paard had geleend, kijkt me nors aan. 'Eerst vragen of je mijn paard mag lenen Abby! Al is het een noodgeval, eerst vragen!' roept hij naar me.

'Daar had ik geen tijd voor meneer, anders hadden jullie hier geen eten en drinken gekregen voor bij het ontbijt!' roep ik naar hem en loop dan door naar het motel, waar de bazin ongerust op mij staat te wachten. De man snuift even en verdwijnt vervolgens zijn huis in.

'En?', vraagt ze meteen aan me, als ik voor haar neus sta.

'Het eten en het drinken heb ik bij me,' zeg ik plezant en begin spontaan te glimlachen.

'Ja maar en die knaap? Waar heb je die gelaten?', vraagt ze verward.

'Ik wist de gestolen goederen terug te stelen, hij heeft het niet gemerkt omdat ik een doek in zijn gezicht gooide en ik er als een haas vandoor rende,' leg ik uit en haar ogen worden groot.

'Ja maar, dat kan niet zomaar hé! Dan moet je hem ook uitleveren aan de sheriff,' zegt ze verontwaardigd.

'Ja wel hoor, hij komt straks weer terug. Je zult het van zelf zien,' zeg ik met een glimlach en loop langs haar heen, naar binnen toe. 'Zou u mij misschien ergens mee kunnen helpen?'

'Waarmee?', vraagt ze en draait zich om.

Ik stop met lopen en draai me eigen ook om, waarna ik haar aankijk. 'Met het helpen zoeken naar wie mijn echte ouders zijn, ik leef al negen jaar alleen begrijpt u? Ik wil graag weten wie nou mijn ouders zijn. Dus nu vraag ik aan u of u soms misschien iets weet over mijn familie,' leg ik uit.

'Pardon, waarom zou ik daar iets over weten! Ik wil dat je vertrek, Abby. Zoek het uit!' roept ze tegen me en verdwijnt dan door een deur, die naar de keuken lijdt.

De moed zakt me in de schoenen en levenloos blijf ik in het gangpad staan. Ik staar nog even naar de deur, die ze achter zich dicht trekt. Dan draai ik me om en ren als een wervelwind naar mijn kamer toe.

Eenmaal op mijn kamer pak ik mijn enigste spullen wat bestaat uit een lasso en een tas, waar een kaart van Slogodesh in zit. Ik loop daarna weer de kamer uit en loop meteen naar beneden. Zonder iets van mij te laten horen stap ik het motel uit en haast me gauw naar de stal van het motel, waar ik mijn paard ophaal. Als ik bij mijn paard ben hang ik de tas over mijn schouder en maak daarna mijn paard los. Ik voel me gekwetst en alleen. Niemand wilt me helpen zoeken wie mijn ouders nou werkelijk zijn of waren! Ik weet niet eens of ik familie heb. Laat staan uit welk dorp ik kom.

'We gaan er stilletjes vandoor,' zeg ik tegen mijn paard.

Als reactie begint mijn paard met zijn hoofd op en neer te bewegen. Ze is het er ook mee eens. Met mijn paard aan de teugels loop ik door de stal naar de uitgang. Voor de stal stap ik op mijn paard en kijk nog een laatste keer rond. Een groep nieuwsgierige mannen komen naderbij.

'Vaarwel beste mensen, ik moet er vandoor. Ergens anders in Slogodesh zijn er vast nog meer mensen die mijn hulp hard nodig hebben!' zeg ik luid en de rest van het dorp komt nu ook nieuwsgierig naar buiten, behalve de bazin van het motel. Ik geef mijn paard de sporen en mijn paard begint te galopperen. Nu komt ook de bazin naar buiten gelopen. Onze blikken ontmoeten elkaar nog een laatste keer, maar al snel wend ik mijn blik van haar af en rijdt er vandoor.

Ik rij diep het bos in en kom langs de jongen die vanochtend eten en drinken had gestolen. Als eerst zie ik meteen dat de tent weg is. Zou hij weg gaan? Bij het horen van een voorbij galopperend paard kijkt hij verstoord op en zoekt om zich heen. Ik pak snel mijn zweep beet en hou de jongen in de gaten, voor het geval hij achter me aan zou komen. Hij heeft me nog niet in de gaten, maar hij is wel bezig zijn spullen aan het inpakken om te vertrekken.

Mijn paard galoppeerd gewoon verder en blijft alleen maar voort gaan. Ik grijp ook niet in, om te stoppen. Het is wel prima zo! Hij had gestolen en ik heb mijn goede daad verricht. De mensen zijn blij met eten en drinken. De boeven die de rijdieren van de mensen stal zitten vast, achter slot en grendel. De jongen zal waarschijnlijk zijn lesje hebben geleerd, doordat ik het eten weer terug heb gestolen voor de mensen uit het dorp. Plots gaat mijn paard naar rechts, waardoor ik voorover kukel. Ik verwacht dat ik op mijn paard blijf zitten, maar mijn paard stopt in een rap tempo. Hierdoor vlieg ik uit de zadel en vlieg over mijn paard heen, waardoor ik op de grond val met mijn gezicht op het harde pad. Gelukkig ligt er geen modder, anders had ik weer een modder gezicht. 'Pardon, wat doe jij nou?', vraag ik geschrokken aan mijn paard. Ik hoor mijn paard hinniken, maar daarna hoor ik een luide schot en hoor ik mijn paard gillen. Van schrik krabbel ik op en bekijk de situatie om me heen. Alles gaat zo snel en zie hoe mijn paard door zijn poten zakt. Niet veel later voel ik een harde slag van achteren tegen mijn hoofd. Ik zie zwarte wazige vlekken, die steeds duidelijker worden. De vlekken worden groter en voor ik het weet verlies ik mijn bewust zijn. Vaag hoor ik nog twee mannenstemmen.

'Dit is het meisje die we al veelte lang zoeken, kom we nemen haar mee. Laat haar paard daar maar liggen, die zal niemand vinden,' zegt een maar al te bekende stem. Een stem die ik zo'n negen jaar geleden heb gehoord, toen ik nog elf jaar was. Dan val ik weg in een diep zwart gat...

Abby SutherlandWhere stories live. Discover now