Hoofdstuk 5

7 2 0
                                    

'Hoe heb je me gevonden?,' vraag ik even later aan hem.

'Euhm... Ik was toevallig in de buurt,' reageert hij, maar met moeite.

'O,' reageer ik overdonderd. Ik weet niet zo goed hoe ik een gesprek met hem moet aangaan. Het voelt vreemd. We kennen elkaar nog maar net.

Zonder nog een woord met elkaar te wisselen rijden we verder.

Later komen we aan in het bos, naast het dorp Húns. Ik kijk meteen zoekend om me heen, maar ik zie mijn paard nog nergens. Ongerustheid neemt toe en een angstig gevoel bekruipt al snel mijn buik. Mijn ogen zoeken weer verder door het bos. Dan opeens zie ik een paard liggen, op het bospad. Van schrik verstijf ik even, maar laat me dan van Carlito's paard glijden en ren als een gek naar het paard. Ik herken het paard meteen. Het is mijn eigen paard.

'O nee,' zeg ik, happend naar adem. Ik laat me naast mijn eigen paard zakken en leg een hand op mijn paard. Ze voelt koud aan en ik voel geen ademhaling. 'Hoe?', is het enigste dat uit mijn mond komt. Tranen wellen zich op in mijn ogen en stromen al binnen enkele seconden over mijn wangen. Huilend leg ik mijn hoofd op mijn paard. Mijn dierbaarste paard, die er stil bij ligt, zegt me genoeg dat ze vermoordt is. Het idee dat ik al weet wie haar vermoordt heeft maakt me bang. Die mannen hebben haar vermoordt. Hadden ze mij dan ook willen vermoorden?

'Is dat jouw paard?', vraagt Carlito geschrokken aan me.

Ik knik lichtjes met mijn hoofd, maar kijk niet op of om. Het is een grote verlies voor me. Mijn paard en ik waren de enige die onafscheidelijk waren. De tranen stromen over mijn wangen en ik begin zachtjes te snikken. Ik voel een hand op mijn rug, die me gerust wilt stellen. Het is de hand van Carlito.

'Ik euhm... ik wil niet vervelend zijn om dit te zeggen, maar je paard is dood geschoten,' zegt Carlito, wie geschrokken klinkt.

'Nee! Nee!' snik ik hard en leg mijn hoofd op mijn paard. Tranen stromen harder over mijn wangen en ik snak naar adem, vanwege adem te kort door het huilen. Ik voel hoe de hand van mijn rug verdwijnt en hoor hoe, waarschijnlijk Carlito, snikkend van me wegloopt. Hij vindt het verschrikkelijk om het aan te zien.

Ik weet niet hoelang ik zo heb gezeten, maar het voelt aan als uren. Van Carlito heb ik niks gehoord. Ik weet niet eens of hij er nog is. Mijn tranen lijken op en mijn ogen voelen pijnlijk aan. Met mijn handen veeg ik de tranen van mijn wangen, waarna ik vervolgens op sta en me omdraai om te kijken hoe het met Carlito gaat. Ik zie hem naast zijn paard zitten, terwijl die voorzicht uitstaart mijn kant op. Hij lijkt diep in gedachten verzonken en voorzichtig loop ik op hem af.
'Ben je in orde Carlito?', vraag ik voorzichtig. Hij reageert niet op mijn vraag. Ik besluit maar naast hem te gaan zitten en laat hem nog even in zijn eigen gedachten verzonken.

'Wat doen we met je paard?', vraagt hij na een tijdje aan me. Kennelijk heeft hij gemerkt dat ik naast hem ben gaan zitten, want hij schrikt niet van me.

Ik blijf even stil, om na te denken. 'Heel eerlijk, dat weet ik niet,' antwoord ik dan.

'We zullen naar de sherrif van Húns moeten gaan of hij wilt mee denken voor een oplossing. Als we samen je paard willen verplaatsen, dan sta je aan een dood paard te trekken die je geen centimeter kan verplaatsen,' zegt Carlito en staat op.

Ik kijk naar hem op en slik even. Hij ziet in mijn ogen dat ik het erg moeilijk heb en steekt zijn rechterhand naar me uit, om me overeind te helpen. Er ontstaat een twijfelend gevoel. Moet ik hem echt vertrouwen?

'Ik weet wat je denkt op dit moment. Het is veel van wat er gebeurd, maar ik wil je helpen. Ik weet dat je je ouders zoekt, ik weet wie het zijn. En dan nog het belangrijkste, ik weet waar ze wonen,' zegt Carlito, die me diep in mijn ogen aankijkt.

'Wat? Echt?', vraag ik ongelovig aan hem en mijn ogen vergroten zich.

'Ja, echt. Kom aan, dan zal ik je terug brengen bij je ouders. Terug naar je geboorteplaats,' zegt Carlito enthousiast, om me het te laten geloven.

'Hoe was het met mij afgelopen, als jij me niet had gered?', vraag ik aan hem en steek mijn hand uit, waarna ik zijn uitgestoken hand beetpak. Hij trekt me overeind, maar hij trekt me net iets te hard overeind. Ik wil een stap naar voren zetten om niet te vallen, maar ik struikel en val toch nog naar voren maar liefst. Zo val ik tegen Carlito aan, waardoor hij achterover valt. 'Oeps! Sorry.'

Ik lig boven op hem en voel me knal rood worden. Van schaamte laat ik me van hem afrollen, waardoor ik op mijn rug terecht kom. Ik staar naar de lucht en weet even niks te zeggen. Er valt een stilte tussen ons.

'Euhm, laten we maar opstaan en naar Húns vertrekken. We moeten je paard echt hier weg laten halen, want je paard ligt nu midden op het pad,' zegt Carlito en duwt zich omhoog, om overeind te zitten.

'Je hebt gelijk,' geef ik toe en ook ik duw me omhoog om overeind te gaan zitten.

'Kom,' zegt hij en we staan tegelijkertijd op. We lachen even om elkaar, maar algauw worden we weer serieus.

Ik knik toegevend met mijn hoofd en we lopen naar zijn paard toe. Zoals eerder vandaag klim ik als eerst op de rug van het paard en komt hij achter me zitten. Hij pakt de teugels beet en spoort zijn paard aan in galop. Het paard luistert er naar en galoppeert door het bos. Carlito en ik zeggen niks meer tegen elkaar.
Plots krijg ik een vreemd gevoel dat we worden bekeken. Ik kijk om me heen, maar zie niemand. Vreemd, misschien dat mijn gevoel het verkeerd heeft. Misschien komt het wel door de emoties. Trouwens, ik kan me herrineren dat er hier een jongen was. Wie was hij eigenlijk? Hoe zou hij geheten hebben?

Abby SutherlandWhere stories live. Discover now