Hoofdstuk 10

8 2 0
                                    

We zijn lang onderweg, maar uiteindelijk na maar liefst tien uur gereden te hebben komen we aan. Het huis van Dawid staat er maar verlaten bij. Alles is donker en er is niks te horen. Toch denk ik iets van een gestalte in het huis zien te bewegen.
'We zijn er, Carlito,' zeg ik tegen hem.
'Wacht even, je denkt dat hij hier te vinden is? In dat verlaten oud huisje?', vraagt Carlito met ontzeg.
'Ja,' antwoord ik.
Ik hoor hem zuchten. Voorzichtig passeren we het huisje en ik stijg uiteindelijk van mijn paard af, waarna ik hem aan paal vast bind. Carlito volgt mijn voorbeeld. Op de een of andere manier krijg ik een vreemd gevoel. Een gevoel dat ik door de jaren heen nooit meer echt heb gehad. Mijn hartslag verhoogd en ik voel het tegen mijn borst bonzen. Ik ben gespannen en bang.
'Abby, ik-.' 'Carlito, houd je mond nou eens,' onderbreek ik hem meteen en meen dan iets van een lach te horen.
'Wat was-.' 'Ssst!' sis ik tegen hem en voorzichtig sluipen we het huisje naderbij.
Niet veel later staan we naast een raam. Ik gluur naar binnen en zie dan plots tot mijn stomme verbazing licht branden. Het is dus niet verlaten, hier woont of leeft echt iemand. Maar wie dan?
Weer klinkt er dat gelach, wat mij de rillingen geeft. Ik werp een blik naar Carlito. 'Zou dit Eldon Berhoef zijn?', vraagt Carlito fluisterend aan me.
Ik haal mijn schouders op en gluur weer naar binnen. Met mijn ogen scan ik de kamer op mensen of dieren, maar ik zie niks. Alleen de kamer die ik herken van vroeger.
'Carlito, volg mij,' zeg ik tegen hem en verplaats me als een schaduw naast het huisje. We komen niet veel later een paar deuren tegen, die zich naar de kelder leiden.
'Gaan we inbreken?', vraagt Carlito aan me.
Ik schud mijn hoofd. 'We sluipen naar binnen via de kelder,' fluister ik en gebaar nog even dat hij zo zachtjes mogelijk moet doen.
Ik focus me op de kelderdeuren en pak dan de klink vast, waarna ik hem zachtjes open trek. Voorzichtig zet ik een stap op de trap en voel hoe Carlito de deur overneemt. Ik sluip verder de trap af en draai me dan even om. Carlito sluit de deur stilletjes en loopt verder achter me aan. Zodra hij bij mij is, slaakt hij een korte kreet. Ik sla vlug mijn hand voor zijn mond en kijk dan een richting op, waar hij naar kijkt. Mijn ogen vergroten zich. Het is een lijk. Het lijk van Dawid. Vol afschuw kijk ik er even naar, maar voel dan de woede in me opkomen. Ik weet nu wel zeker dat Eldon Berghoef hier zijn intrek heeft genomen. Heel even draai ik me om naar Carlito, wie er spierwit uitziet. Hij had het niet verwacht.
'Carlito, Eldon Berghoef is hier zeker te weten. Kom, volg mij,' fluister ik tegen hem en sluip stilletjes naar de deur.
Voorzichtig open ik de deur en zie dat de deur zich in de gang bevind. Ik scan de gang, maar ook hier zie ik niemand. Waar zou die man wel niet zitten?
Zonder woorden vuil te maken aan Carlito gebaar ik, dat we verder kunnen. Ik open de deur verder en stap de gang in. Hij volgt mijn voorbeeld en sluit de deur zachtjes.
Weer gebaar ik naar hem, maar dit keer dat we verder gaan en naar boven toe gaan.

Plots hoor ik weer dat gelach. Het klinkt nu zo luidt dat ik vrij zeker ben, dat hij zich hier op de boven verdieping bevind. Ik volg het geluid van de lach, terwijl mijn hart steeds harder gaat slaan. De spanning is om te snijden en ik merk een merkwaardige sfeer op. Het ruikt hier muf van de vele stof, dat door de jaren heen zich hier heeft opgehoopt.
Hoe verder we door het huis heen lopen, hoe harder mijn hart gaat slaan. Ik word er zelfs een beetje bang van. Straks verraad mijn hart dat we er zijn. Wie weet in welke problemen we dan zitten?
Onverwachts gaat er een deur open en zie ik een man een kamer verlaten. Hij lijkt alleen te zijn, maar daarna zie ik een tweede persoon naar buiten lopen. Ze zijn in gesprek en staan met hun rug naar ons toe.
Ik schrik en kijk of we ons ergens kunnen verstoppen, maar ik zie geen doos of kist die er normaal gesproken hier wel stonden. Meteen sta ik vast genageld aan de grond.
Dan zie ik hun zich omdraaien, maar ook zij staan meteen vast genageld aan de grond van de schrik.
'Abby!' roept dan één van de mannen.
Ik kan er even niks op zeggen en snak naar adem. 'Eldon Berghoef, is het niet?', vraag ik dan aan hem.
'Dat klopt. Wat een genoegen dat jij me komt opzoeken met je euh... volgeling,' antwoordt hij.
'Nou, voor mij is het geen genoegen,' zeg ik dan en grijp naar mijn pistool.
Alles gaat zo snel, dat ik plots een schot hoor. Ik kijk geschrokken op en zie dat Eldon voor me met een pistool staat. Zijn pistool is mijn kant opgericht. Ik snap even niet of hij nou schoot, maar alles wordt me duidelijk zodra ik Carlito achter me hoor kreunen van de pijn. Het liefst wil ik me omdraaien om hem te helpen, maar ik weet donders goed dat Eldon me dan makkelijker kan aanvallen.
'Wapen weg, Abby,' draagt hij mij op.
Ik hou mijn pistool stevig vast en richt hem nu pas op hem.
'Wapen weg, zei ik!' roept hij naar me.
'Nooit! Zeker niet bij u in de buurt,' roep ik naar hem.
Plots schiet hij. Ik voel hoe er een kogel in mijn voet terecht komt en er schiet een scherpe pijnscheut door mijn voet. Het liefst wil ik het uitroepen van de pijn, maar ik bijt op mijn onderlip. Ik heb geleerd dat dat een zwakte is.
'En nu?', vraagt hij met een schuin hoofd aan me.
Ik laat mijn wapen zakken en kan de pijn niet meer verdragen. Langzaam laat ik me op de vloer zakken.
'Zo, zo! Je geeft nu pas toe dat je mij niet aankan?', merkt hij op.
Ik hoor hem dichterbij komen en probeer zo snel mogelijk wat te bedenken. Iets wat ik kan doen om deze gevaarlijke man te stoppen.

Abby SutherlandWhere stories live. Discover now