Hoofdstuk 7

5 2 0
                                    

Ik loop door het bos en probeer de plek te vinden, waar ik de jongen had gezien. De plek waar zijn tent stond. Ik kijk om me heen, maar vind nog niks. De route hoe ik was gereden weet ik niet meer. Daar had ik niet opgelet toen ik hem achterna ging.
Dan vijf minuten later vindt ik de plek waar ik in de modder was gevallen, deze ochtend. Ik luister heel even, om te weten of er daadwerkelijk iemand is. Maar het is er merkwaardig stil. Iets in me zegt dat er hier iets niet in de haak is. Dat gevoel bevestigd het meteen, zodra ik de openplek betreed en de jongen aantref. Half liggend tegen een boom. Een spoor van bloed loopt van de plek waar hij eerder vandaag naast me had gezeten naar waar hij nu ligt. Geschrokken haast ik me naar hem toe.

'Wat is er gebeurd?', vraag ik aan de jongen.

Hij kijkt ietsjes op en kijkt me versuft aan. 'Ik euh... ik weet het niet zo goed meer,' antwoordt hij verward.

'Kan je me vertellen wie je bent en waar je vandaan komt?', vraag ik aan hem, waarna ik naast hem neer kniel en werp een blik op zijn lichaam. Hij is gewond en er is overduidelijk door iemand in zijn buik geschoten.

'Ik ben Ricker Hofland, een zoon van de smit van Gramblits,' antwoordt hij.

'Gramblits? Waar ligt dat?', vraag ik verbaasd aan hem.

'Ga naar het zuiden van Slogodesh, dan vindt je Gramblits. Vertel mijn vader dat ik van hem hield en spijt had van mijn daden die ik pleegde. Vindt de vier mannen! Ze liepen die kant op,' zegt Ricker en wijst naar de bomen, waar ik vandaan kwam. Ik kijk de kant op en zie een spoor van pootafdrukken van een paard. Maar dan zakt zijn arm als een zak aardappelen naar beneden.

'Hoe zagen ze eruit, Ricker?', vraag ik geschrokken aan hem.

Ik krijg geen reactie en kijk weer naar terug naar hem. 'Ricker!' roep ik geschrokken uit en pak hem bij zijn schouders beet, waarna ik hem heen en weer schudt. Ik zie dat zijn ogen gesloten zijn. 'Ricker, blijf hier! Ricker!'
Maar het is te laat. Zijn ogen blijven gesloten. Ik leg mijn vingers in zijn hals en hoop nog een hartslag te voelen, maar het is tevergeefs. Mijn hulp kwam te laat.

'Ik zal die vier mannen eens morrens leren. Ze zullen opgepakt worden en in de cel gegooid worden. Op wraak van jou, Ricker,' zeg ik tegen hem, ondanks hij me nooit meer zal horen.

Ik sta op en draai me om. Zonder nog naar Rickers lichaam te kijken loop ik de kant op, die Ricker aanwees. 'En ik zal ze vinden ook. Al moet heel Slogodesh afgaan, maar dat houdt mij niet tegen,' zeg ik hardop, daarna verdwijn ik het bos weer in.

Tijdens mijn zoekend loop ik over het hoofdpad, maar ook langs andere smallere paden. Ik kijk in bosjes, maar daar vindt ik niks.
Het spoor van de paarden zijn nog altijd op het hoofdpad te zien. Ze zijn nog vers, ik gok ongeveer een of twee minuten oud. Ik besluit het spoor verder te volgen.
Onderweg kijk ik om me heen om te checken of ze niet op mij loeren. Niet veel later zie ik Carlito, de sheriff en nog een paar onbekende mannen mijn dode paard begraven. Ze zijn druk in de weer.
Maar dan zie ik vier mannen achter een boom staan. Ze staan met zijn allen achter één boom. Makkelijk zat voor mij. Dat zijn die vier mannen waar Ricker het over had. Ik voel of ik mijn lasso bij de hand heb. 'Yes, zekers!' denk ik opgelucht.
Snel verstop ik me in een bosje, achter de boom zodra één van de vier mannen zich even omdraait. Mijn ogen zijn strak op hen gericht, terwijl ze niks vermoeden van mijn aanwezigheid. Ik herken plots deze mannen. Van vroeger en van die kidnapping. Ik pak mijn lasso beet en sluip op de mannen af.
'Één, twee, hoppa!' tel ik af in mijn hoofd en met een zwaai gooi ik de lus van mijn lasso naar voren, op de mannen af. De lus bind de mannen meteen bij elkaar en snel geef ik een harde ruk aan het touw, waardoor ze naar achteren vallen. Ze maken een hoop kabaal.

Ik loop naar mannen toe, waarna ik naast hun ga staan en naar Carlito, de sheriff en de andere paar mannen sta te kijken. Toevallig kijken ze ook mijn kant op, maar ik richt me tot de vier mannen.

'Lelijke schurken! Achterlijke kidnappers! Moordenaars! Nu heb ik jullie, hah! Het is eens andersom!' roep ik tegen de mannen, die me geschrokken aankijken. Ze zitten als versteend op de grond.

'Abby, rustig. Waarom doe je zo tegen die mannen?', vraagt de sheriff aan me.

'Nou mijn beste sheriff, dit zijn een stel schurken. Ze hebben mij ontvoerd en hebben een jongen die het niet heel breedt had vermoord. Laat staan, de zoon van de smit uit Gramblits,' vertel ik ziedend, maar op vriendelijke toon tegen de sheriff.

'Wat! Ricker Hofland!' roept Carlito geschrokken uit.

'Ja, ken je hem?', vraag ik verrast aan hem.

'Ik kende hem het beste dan iedereen in Gramblits. We deden echt alles samen,' antwoord Carlito. 'En jij mijn beste Abby, jij komt ook uit Gramblits.'

Mijn mond valt open van verbazing. 'En heb ik nog familie?', vraag ik aan hem.

'Ja, je vader en moeder,' antwoord hij mijn vraag.

'Kom, we gaan terug. Dan kan jij die mannen in de cel stoppen,' zegt de sheriff.

Ik knik. 'Goed idee sheriff,' reageer ik en trek de mannen overeind. Met tegenzin staan de mannen op, maar zonder tegenwerking lopen ze mee.

Abby SutherlandWhere stories live. Discover now