Hoofdstuk 10

775 37 4
                                    

Matthyas POV

Mijn rotzooi dump ik zoals altijd in de daarvoor bedoelde vuilniszakken. Na een halve week, naar mijn mening onnodig, uit gepland te staan van de operaties, ben ik eindelijk weer aan het werk. De operatie ging goed, maar dat kwam absoluut niet door mij. Mijn Collega, Dokter Bruijns, had echt 4 keer mijn aandacht er bij moeten roepen. Iets wat me nog nooit eerder is gebeurd. Ik haat mezelf daar echt voor. Uiteindelijk was het gelukt. Uiteindelijk had ik de pin wel succesvol geplaatst. Maar het was gewoon onverantwoordelijk en onprofessioneel hoe ik deed. Nog nooit had iets persoonlijks gezorgd dat ik me niet kon concentreren op het werk. En dat mocht ook echt niet. Ik kon mijn domme problemen niet de oorzaak laten zijn van een mislukking. Ik kleed me om en ga op het bankje in de kleed ruimte zitten en laat mijn en rug hoofd tegen de muur aan vallen. Ik sluit mijn ogen even. Dan hoor ik een deur. Ik open mijn ogen snel. Lauren komt binnen. De assistente. 'Dag Dokter' zegt ze vriendelijk. 'Dag Lauren' zeg ik, hopend dat ze niet door heeft dat ik in een halve mental breakdown zit. Lauren komt naast me zitten. Iets dat ik niet had verwacht. 'Gaat het wel goed met u?' Vraagt ze. Ik kijk even naar mijn handen, die ik samen gevouwen voor me heb. 'Tuurlijk, waarom zou het niet goed gaan?' Zeg ik schijnheilig.

'Nou' zegt Lauren. 'Omdat... u er moe uit ziet de laatste tijd, u net een aantal keer de concentratie verloor, Dokter ter Reegen weg is, en u vorige week een ongeluk hebt gehad' somt ze op. Kutzooi, waarom weet iedereen ook van dat ongeluk. Het is niet eens raar dat ze het weten, maar wel vervelend. Daarnaast vreemd dat ze het argument gebruikt dat Milo weg is. Dat zou geen reden moeten zijn. Het is wel degelijk de reden, maar dat hoeft niemand te weten. Ik blijf even stil. 'Ja... Klopt' zeg ik na even. 'Maar dat zou geen reden mogen zijn' zeg ik dan snel. 'Natuurlijk wel, u bent ook niet onkwetsbaar. Soms doet u alsof zulke dingen u niet kunnen overkomen, maar gevoelens zijn menselijk. Dokter ter Reegen zei alt-' ik sta op. 'Lauren ik moet naar huis denk ik' zeg ik, en ik pak mijn spullen en loop de kleedkamer uit, voor ze begint over Milo. Milo die altijd gelijk heeft. Zelfs als hij er niet is, lijkt het me te achtervolgen. En misschien is het wel waar. Misschien doe ik wel altijd alsof dingen mij niet kunnen overkomen. Ik leef gezond, ik werk hard en maak nooit fouten. En daarom mag het ook nooit gebeuren.

'Morgen even zo min mogelijk lopen en de komende week rustig aan doen, gelukkig hoeft u overmorgen pas weer te werken' zegt hij. Ik knik. Hij legt zijn handen op mijn beide benen. 'Maar u weet toch dat bij dit soort pijn u niet mag overbelasten?' Vraagt hij en hij kijkt me recht aan. Zijn gezicht staat recht tegenover de mijne. Ik knik langzaam en zucht. Ik kan me maar moeilijk concentreren op zijn woorden als hij zijn handen daar houdt. 'Dat weet ik maar... ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om me vandaag ziek te melden' zeg ik. Hij knikt en haalt zijn handen van mijn benen af. 'Maar uw eigen gezondheid gaat eerst, dit is natuurlijk iets wat nog niet zo snel kwaad kan maar stel het was erger dan had ik u voor langer moeten missen'.

En toch blijf ik volhouden dat ik onschadelijk ben. Onsterfelijk als het moet. Ik zou nog op mijn sterfbed volhouden dat er niets aan de hand is. Er was altijd een iemand die me kon tegenhouden om niet over de grenzen van mijn gezondheid heen te gaan. Iedereen kan me vertellen dat ik ziek ben, maar ik zal het negeren, zolang het Milo niet is. Ik loop op een snel tempo door de witte ziekenhuis gangen tot ik bij de trap ben. Ik wil hier weg.

Ik ren de trap af richting mijn auto, maar bij de twee na laatste trede struikel ik over mijn eigen voet. Ik kan me niet meer vastgrijpen aan de reling, en wacht praktisch gezien op de klap van de grond, maar die komt niet. Ik voel twee handen me tegenhouden. Snel zoek ik de balans op de grond en kijk ik op. 'Hey, alles oké?' Zegt hij geschrokken. 'Milo' zeg ik hijgend, deels van de schrik, deels van de adrenaline. Ik blijf hem aankijken. 'Milo ik-' begin ik. 'Mat het spijt me, ik moet weg' zegt hij en hij geeft me een kus op mijn hoofd, waarna hij de trap oprent en binnen 2 seconden de deur door is. Verbluft blijf ik staan. De plek waar hij me kuste gloeit nog. Natuurlijk, Milo is hier alleen als er haast is. Milo werkt op de Spoed.

Wanneer ik thuis kom gooi ik mijn jas ergens in de gang. Ik loop rondjes door de keuken. Wat moet ik doen. Ik wil hem spreken. Ik heb hem nodig, dat heb ik mezelf al zo vaak moeten vertellen, ookal zou ik willen dat het niet zo was. Ik pak mijn telefoon. Zal ik hem bellen? De kans dat hij nu niet opneemt is groot, maar de kans dat als ik het nu niet doe, het er nooit meer van komt, die is nog groter. Ik toets zijn naam in en druk op het hoorntje. Misselijk van de zenuwen loop ik rond. Nog voor dat de telefoon over gaat druk ik al weer op het rode hoorntje. Nee, ik kan het niet. Ik ga op de grond zitten tegen de koelkast aan. Wat moet ik doen? Ik wil hem spreken, maar ik durf niet.

NoodgevalWhere stories live. Discover now