3) Een plek waar niemand was

17 1 0
                                    

Ji-oh zat op haar kamer na te denken over wat die man nu zei.
De woorden schoten weer binnen: 'Ik ben... de kroonprins '
Natuurlijk geloofde ze dat niet. Maar ze moest het toch doen, want het klonk vrij gemeend.
Gewoon het idee dat zij een gewoon gesprek voerde met hem, kon ze niet geloven.
'De leugenaar!', was het enige wat ze nu kon bedenken over hem.
Ze dronk een glas water en stopte met erover na te denken.

Het zonlicht scheen door haar smalle venstertje naar binnen. Het scheen op haar zwart-bruine haren, die daardoor fel blonken. Ze vond het allemaal zo mooi, maar herinnerde zich dat ze nog duizenden klusjes moest doen. Even later ging ze op weg om de keizer weer te bedienen.
Op haar pad kwam ze de kroonprins tegen.
Hij keek haar aan, zij keek hem aan, maar toch liepen ze elkaar stilaan voorbij. Ze hadden allebei precies dezelfde gedachten: "Waarom zegt hij/zij niks? Is hij/zij boos? Wilt hij/zij nog wel met me praten?"
Het leek wel of ze elkaars gedachten konden lezen, maar toch hebben ze niks tegen elkaar gezegd.
Ji-oh was zoveel aan het denken dat ze bijna tegen de deur liep...

Eens ze binnen was bij de keizer, merkte die op dat ze heel erg verward was.
"Dag...Ik bedoel goedendag, keizerlijke kroonprins", zei ze verward.
De keizer was beledigd dat dat goede dienstmeisje hem 'kroonprins' noemde.
"Kroonprins?! Ik ben de keizer, niet de kroonprins! U hebt zelfs mijn eten niet bij!"
Hij was zo beledigd dat hij haar woedend buiten stuurde.
Ze had het verpest. Nu wist ze wel zeker dat ze hier niet meer zou mogen werken.
Het enige ding dat ze nu wou doen, was weglopen. Ver weg zodat niemand haar nog zou zien. Zodat niemand zag hoe zij het weer eens verpest had. Dat deed ze ook. Zo snel als ze kon, liep ze weg.
Ze klom over de poort met haar fragiele schoenen. Het kon haar allemaal niks meer schelen.
Ze was een sterke vrouw, maar diep vanbinnen had ze pijn. Pijn omdat haar levensdroom mislukt was.
Ze liep het bos in met tranen in haar ogen. Ze kon alleen maar denken aan wat het volk wel niet dacht van haar, wat de koninklijke familie dacht van haar.
Er was een klein riviertje in het bos. Ze had vrij veel zin om zichzelf te laten verdrinken, omdat er zo niemand haar ooit nog zou zien, maar in haar hoofd zei haar vader dat ze het niet moest doen.
Ze hoorde het wel honderd keer.
Dus ging ze verder het bos in. En verder. En verder. En nog verder. En toen stopte ze. Ze zag niets dan alleen maar bomen en bos. Een paleis was er niet, alleen maar bomen. Ze was verdwaald. Waar was ze?
Ergens waar veel roofdieren waren?
Op een rustige plek?
Een veilige plek??
Ze keek om zich heen. Er was niemand te zien. Alles was stil. Je kon alleen de vogels horen fluiten. Ze was op dat moment tot de conclusie gekomen dat ze nooit zou hebben mogen weglopen.

Toch voelde het alsof zij niet alleen was. Ze draaide zich angstig rond, maar zag niets.
Ze hoorde een tak breken, dus nam ze een grote tak om zichzelf te verdedigen en ging langzaam op het geluid af. Daarna hoorde ze meer geluid. Ze zag een man en ging recht op hem af met de grote tak.
Hij schrok zich bijna dood.
"HO daar jongedame!", riep hij geschrokken uit.
De jongeman zag er normaal uit. Hij had niet het uiterlijk van een moordenaar, maar Ji-oh vertrouwde dan ook niemand.
Ze riep: "U kunt beter oppassen, want ik ben nog altijd gevaarlijk hoor, ook al lijkt dat misschien niet zo!"
De man antwoordde gewoontjes: "En wat ga je doen met die tak? Me vermoorden?? Laat me niet lachen, meisjes kunnen dat toch niet!"
"Ah nee??", riep ze woedend uit.
Omdat de jongeman haar onderschatte, kwam ze dichterbij met de stok en sloeg ze hem op zijn hoofd.
De man had haar misschien iets te hard onderschat, dus zei hij angstig: "A...Auww!! Dat deed pijn... Wie ben jij?? Een moordenaar?"
"Nee, als ik jou was, zou ik nooit meer jongedames onderschatten. Jij bent vast wel een moordenaar, want anders zou je niet in een verlaten bos zijn"
Hij zei al lachend: "Haha, je dacht dat ik een moordenaar was?? Nee, ik ben gewoon een geleerde die hier rust zoekt, maar het geluk stond niet aan mijn kant blijkbaar."
Ji-oh werd eigenlijk héél beschaamd en begon hard te blozen.
Daarop vroeg de geleerde: "Wat is er?? Ben je plots verliefd geworden?"
Nu schaamde ze zich nog meer, want waarom moest hij nu zo idioot antwoorden alsof het allemaal maar voor te lachen was?
"HET IS NIET GRAPPIG!", riep ze beschaamd uit.
Hij lachte en zei: "Je bent grappig. Wat is je naam? Ik ben geleerde Park, maar je mag me ook gewoon Shin-woo noemen."
Hij knipoogde naar haar, alsof hij erg geïnteresseerd was.
Ji-oh haatte hem eerst, maar vond hem achterna eigenlijk nog niet zó erg, dus antwoordde ze hem: "Ik ben Yoo Ji-oh, maar jij mag me jongedame Yoo noemen, fijn hè?"
Shin-woo was eigenlijk teleurgesteld, maar hij ging maar akkoord.

Het was even stilte tussen de twee tot Shin-woo een voorstel wilde doen.
"Waarom neem ik je niet mee naar..."
Hij kon zijn zin niet afmaken, want er kwamen geluiden op hun af.
Het leek wel alsof het paarden waren, dus dacht Ji-oh dat ze gered was. De geluiden kwamen dichterbij en Ji-oh ging kijken.
Eens ze bij de paarden was, zag ze nog niemand, maar toen liep er iemand naar haar toe en gaf haar een dikke knuffel. Ji-oh was verbaasd van wie ze zag.

Verborgen liefde in de schaduw van JoseonWhere stories live. Discover now