Hoofdstuk 6.1

1.9K 122 2
                                    

Een van de mannen die in de deuropening staat protesteert onmiddellijk. Zijn zware stem jaagt mij de stuipen op het lijf. 'We zitten slechts één telefoontje verwijdert van het einde!' zegt hij gefrustreerd.

'Tegen de tijd dat de Sultan terugbelt stroomt dit huis vol met zwaar gewapende federale agenten. Dat is dan het einde..'

Ik volg het gesprek allang niet meer en houd mijn ogen gericht op de ketting die in Karam' hand verdwijnt. Ik denk met vochtige ogen terug aan mijn belofte. De dag dat ik de ketting van zijn hals losmaakte. De laatste keer dat ik mijn ogen op het lijk liet vallen. Ik zal hem nooit afdoen.

Met die belofte in mijn achterhoofd sluit ik vliegensvlug mijn benen om Karam' middel. Ik druk zijn lichaam op die van mij. Hij verzet zich enkele keren waardoor ik mijn greep verstevig.

'Geef hem terug!' snauw ik in zijn oor. Blind voor hetgeen dat mij te wachten staat zet ik mijn tanden in zijn wang. Ik bijt zo hard ik kan.

'Haal mij van haar af!!' Zijn gezicht trekt wit weg van de pijn. De lucht wordt door de druk uit zijn longen gezogen. En er springen zelfs tranen in zijn ogen.

Ik proef het bloed in mijn mond, maar denk er geen seconde aan om te stoppen. Integendeel. Ik bijt nog harder. Hij laat de ketting los, waarna het zachtjes op het bed valt. Net wanneer ik hem opgelucht wil loslaten wordt de ketting van het bed gegrist.

'Als je hem nu niet loslaat gooi ik de ketting uit het raam,' dreigt een uiterst beheerste stem. 'Eén. Twee.' Bij drie spuug ik het bloed in zijn gezicht en maak mijn benen van hem los. Met veel tegenzin laat ik hem gaan.

Ik blik verwilderd op de man die de ketting tussen zijn duim en wijsvinger houdt. Zijn mysterieuze ogen graven in mijn ziel. Alweer die schaamteloze observatie. Alweer dat ongekende gevoel in mijn onderbuik.

Met dezelfde kalmte in zijn stem vervolgt hij: 'Vergeet die verbanddoos. Vergeet alles wat ik zei. Maak haar van het bed los en verplaats haar naar mijn auto. Bij verzet schiet je meteen een kogel door haar hoofd.'

Hij is de man die verschuilt achter de stem die mij beloofde dat ze mij geen pijn meer zullen doen. Dezelfde man die gisteren voor een koude rilling langs mijn ruggengraat zorgde. Dezelfde man die het kunstboek op het graf gooide. Ja. Hij is zonder twijfel die verdomd knappe man van het kerkhof. Wie had ooit gedacht dat ik hem terug zou zien?

'Aleser,' fluistert Samir. Hij wenkt naar het bloed dat uit Karam' wond sijpelt.

'Aleser,' herhaal ik. Ik glimlach gemaakt.

'Redouan, vertrek uit de kamer en neem de anderen met je mee,' verzoekt hij de man in de deuropening vriendelijk.

Ik rol met mijn ogen. 'Je weet toch wel van wie die ketting is?' zeg ik uitdagend. Wetend dat hij helemaal niks uit mijn mond wilt horen. Hij zal mij niet vermoorden. Nog niet.

'Zwijg!' roept hij streng. Ik houd abrupt mijn adem in. De woede in zijn stem is haast te voelen. Bijtend op mijn onderlip staar ik naar de deur die de mannen achter hun dichtslaan. De spanning in de lucht bouwt zich plotseling op. Er hangt een elektrische lading tussen ons. Vreemd. Mijn hart slaat op hol. Ik durf niet meer te spreken.

Aleser zegt niks en komt dichterbij. Hij gaat aan de kant van mijn geboeide arm staan. Wat gaat hij doen? Zal hij mijn hand breken? Er spoken allerlei scenario' door mijn hoofd. Tot mijn verbazing maakt hij mijn pols los en kan ik weer ademhalen. Ik ga rechtop zitten en kijk hem onderzoekend aan. Zijn ogen houden mijn ogen een lange tijd vast. Net genoeg om hem door mijn opgetrokken muur te laten. Verdomme! Mijn hart krimpt samen.

Er verschijnt een weltevreden glimlach op zijn gelaat.

'Je bent bang. En terecht. Je wilt niet weten hoe graag ik je nek wil breken,' zegt hij. Ik kijk hem met grote ogen aan. Ik had het toch fout. Hij zal mij wel vermoorden.

'Maar ik kan het niet,' vervolgt hij zuchtend. 'Ik heb een belangrijke persoon een belofte gedaan.'

'Danny?' vraag ik hem fluisterend. Hij schudt zijn hoofd.

'Nee. Iemand die nog belangrijker is dan Dan. Deze vrouw zit nu in de problemen vanwege jou.' Een vrouw?

'Waarom doen jullie dit?' Mijn stem trilt.

'Omdat jij een grote bedreiging voor iemand vormt...' Zijn telefoon gaat af. Hij loopt bij mij weg en gaat bij het raam staan.

'Uwe majesteit?' Er valt een korte stilte. Majesteit? Aleser draait zich naar mij om. De kleur verdwijnt uit zijn gezicht. 'De Prinses is dood?' prevelt hij vol ongeloof. Prinses? Wat gebeurt hier? Ik begrijp er helemaal niks van.

Hij spreekt nu in een andere taal waarna hij ophangt. Zijn ogen staan moordlustig.

'Er is dus geen reden meer om jou in leven te houden,' zegt hij gevoelloos. De man die nu voor mij staat is onherkenbaar. Dit is een hele andere Aleser. Een Aleser die op het punt staat om mij te vermoorden.  

Eloise BelleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu