Deel 8, 24 juni 1624

69 27 3
                                    

Sorry Lynne, ik werd even onderbroken, maar ik zal weer verder gaan met het verhaal.

De zon kwam steeds verder op en zette de zee in een glans.
Plotseling riep Roderick: "Het is land! We zijn gered!"
Opgewonden weerklonk zijn stem over het vlakke water. Ook ik werd weer blij. Land! We trappelden allebei, zo goed als het ging, naar het land.

Het laatste stukje was nog het zwaarste. We moesten tegen de stroom in en Roderick hield het echt niet meer vol. Ik eigenlijk ook totaal niet, maar dat liet ik natuurlijk niet blijken. Bovendien kon ik nog maar één been gebruiken, want de andere kon ik echt al niet meer bewegen. Maar toch trapte ik door.

Doodop kwamen we uiteindelijk aan op het strand. Ik liet me vermoeid neerzakken, terwijl Roderick een eindje verderop het zelfde deed.

De tijd verstreek. Ik wist echt niet hoe lang, maar ondertussen scheen de zon een rode kleur over het water en het strand stond in een gouden gloed.

Langzaam duwde ik mezelf overeind. Plotseling voelde ik een verschrikkelijke, stekende pijn mijn ene been. Ik klemde mijn kiezen op elkaar, en wendde mijn ogen naar de ellendige plek. Het aanbeeld wat ik daar zag, maakte me misselijk.
Wat eerst een been was geweest, was nu echt niet meer te herkennen als een menselijk lidmaat. Bijna niks meer. In ieder geval niet meer om ooit nog mee te kunnen lopen. Verbrijzeld.
Ik voelde tranen opwellen, maar slikte ze dapper weg. Wat moest Roderick wel van me denken?

Nog steeds vermoeid en nu ook misselijk, sleepte ik, de pijn verbijtend, mezelf naar Roderick toe, die nog steeds op het strand lag te slapen.

Roderick sperde zijn ogen wijd open en begon plotseling hard te hoesten.
'Eh... gaat het?' wist ik alleen uit te brengen. Het klonk best stom.
Toen begon hij heel hard te lachen.
'Tuurlijk, ik ben geen suikerklontje!'
Opgelucht haalde ik adem. Maar toch keek ik hem vreemd aan. Hij kwam langzaam overeind.
'Hé, ehmm...' zei hij aarzelend, 'Je hebt mijn leven gered.' Hij kreeg een blos op zijn wangen, wat er best wel schattig uitzag. 'En dat verdiende ik niet na al die tijd dat ik je eigenlijk haatte...'
'Het is oké.'
Hij keek me betekenisvol aan, en we gaven elkaar een stevige hand. Nog een beetje onwennig legde ik een arm om zijn schouders.

'Wat is daar gebeurd?!' verschrikt wees hij naar mijn been.
'Ongelukje,' zei ik droog. Het kon me plotseling niet zoveel meer schelen nu we vriendschap hadden gesloten. Dat was toch het belangrijkste?

Terwijl Roderick wat grote bladeren hadden geplukt en de pijnlijke, bloedende en opgezwollen plekken zorgvuldig aan het verbinden was, tekende ik wat met een stokje in het zand. Pijn had ik wel, maar liet ik niet merken.
'Wordt het wat?' vroeg ik.
'Ik zeg het maar eerlijk: ik weet het niet. Het heeft in ieder geval tijd nodig.'
'Bedankt. Ik dacht altijd dat je een onnuttig en lui iemand was. Ik vroeg me altijd al af waarom je mee bent gegaan op het schip. Maar ik heb me nu bedacht. Ik ben nu reuze blij dat je toch bent meegegaan. Nogmaals bedankt.'
Het was ondertussen al bijna donker, maar ik zag nog dat zijn wangen verkleurden. Hij wist niets terug te zeggen, maar ik accepteerde het.

Toen alles was verbonden gingen we nog even zitten en napraten over wat we nu moesten gaan doen. Zwemmen was sowieso geen optie, misschien kan je hier wel een tijdje overleven. Eerst gingen we eten zoeken, want we hadden honger als een paard. Gelukkig was Roderick bekend met exotische vruchten, hij was al vaker mee geweest met een schip naar een onbekend land. Tjonge, zo komen zijn talenten toch nog tevoorschijn, dacht ik.
Toen we wat gegeten hadden gingen we een lekker plekje zoeken om te slapen, warm en beschut. We wisten niet wat ons allemaal te wachten stond op dit eiland, tenminste, ik neem aan dat het een eiland is.
Toen vielen we allebei in een diepe, droomloze slaap.

Brieven van ZeeWhere stories live. Discover now