Deel 10, 27 juni 1624

103 26 14
                                    

Lieve Lynne,

Mijn rug is echt helemaal stijf geworden van dat ik vannacht op de grond heb geslapen, toch nog best wel pijnlijk. Maar ik ga niet zeuren, ik leef nog dus er valt niks te klagen.

De kapitein kwam vandaag even bij! Hij schoot meteen in paniek van de pijn en hij begon dingen uit te kramen als dat zijn baas ontzettend kwaad zou worden, want de boot was stuk.
Toen hij dat zei wreef Roderick bedachtzaam over zijn kin, en mompelde hij dat het misschien wel wondkoorts was.
Ik schrok, wondkoorts klonk niet echt alsof de kapitein snel beter zou worden!

Op dit moment zit ik op het strand, tegen een steen aan te luieren. Roderick is aan het koken en het ruikt echt lekker. Hij maakt eten van het fruit en gevangen weekdieren. Hij heeft achteraf echt veel talenten! Hij kan koken, weet veel van ziektes en wonden... Hij had ze alleen al echt eerder moeten gebruiken...

De zee is nu weer rustig geworden en eigenlijk is het hier best wel heel erg mooi. Een warme zon, genoeg te eten en een hoop palmbomen.

Wacht, Roderick gaat de kapitein naar buiten brengen omdat hij zon nodig heeft zegt hij! Daar komt 'ie! De kapitein is al wakker.
Ik ga even bijkletsen hoor...

...

Wow, ik heb echt best wel veel verschillende dingen gehoord net, die ik nog helemaal niet wist over de kapitein!
Hij vertelde dat het leven echt niet zo leuk is als ik dacht. Het gesprek ging ongeveer zo.

'Hoe gaat het nu met u, kapitein?'
'Goed, goed. Wat is nou toch weer goed? Het leven is toch wat sombertjes.'
'Hoezo, kapitein?' vroeg ik.
'Hoezo vraag je hoezo? We zitten vast, ik ben geen kapitein meer. Noem me maar gewoon Hugo. Jongen, we zijn hier op een onbekend eiland gestrand, we weten niet of we dit wel overleven, ik ben erg gewond en het verleden knaagt.'
Aarzelend vroeg ik: 'Hoe bedoelt u, of we dit misschien niet overleven?'
Toen mengde Roderick zich ook in het gesprek.
'Niet zo pessimistisch, Hugo. Laat die jongen eens genieten, je hoeft anderen niet op te zadelen met je problemen.'
Hij klonk opeens al als een volwassen man. Ik denk dat hij in de afgelopen paar dagen geestelijk een heel stuk ouder is geworden...
Voorzichtig vraag ik: 'Problemen?'
'Ja, m'n beste jongen,' antwoordde kapitein Hugo, 'erg veel problemen. Het verleden knaagt als een gemene rat, je dromen achtervolgen je, en je bent je leven nooit zeker.'
'Welk verleden?' vroeg ik aarzelend.

'Een andere keer, mijn beste jongen, een andere keer.'
Hij sloot zijn ogen en genoot van de warme zon.

Toen eindigde het gesprek. Wanneer zal dat zijn, die andere keer? Zijn woorden hebben me wel aan het denken gezet en de vragen jagen door mijn gedachten. Veel vragen.
Zitten we vast op dit eiland? Overleven we dit avontuur wel?
Onbeantwoorde vragen.

Maar er is maar één vraag die me echt heel erg dwars zit:

Zie ik jou ooit nog terug?

*

*

*

T H E _ E N D

Brieven van ZeeWhere stories live. Discover now