0,1

416 31 7
                                    

Ik zat daar, op het hekje van de brug, klaar om te springen en alles achter me te laten.

Iemand had me een paar dagen geleden uitgedaagd om van de Sydney Harbour Bridge af te springen. Ik had in eerste instantie nee gezegd, later bedacht ik me dat dit de perfecte weg was om van het leven te kunnen ontsnappen. Ik had de brief, die ik al weken geleden had geschreven, mee genomen en in m'n tas laten zitten.

'Ga je nog springen, of durf je niet meer?' Riep een jongen uit m'n klas spottend. De geen die me uit gedaagd had, had nog geen woord gezegd sinds ik op het hek was gaan zitten. Zij, die allemaal mee waren gekomen, dachten dat je dit makkelijk zou kunnen overleven, dat er niks aan de hand zou zijn, dat je naar de kant zou zwemmen en eruit zou klimmen. Maar ik, ik wist wel beter. Het was hoog genoeg, en de stroming was sterk genoeg, om je onder water mee te voeren en je pas een paar dagen later, dood, boven te laten komen. Als ik mazzel had kwam er misschien nog een boot aan, waar ik voor kon vallen, dan zou ik alleen maar sneller verlost zijn van deze hel.

Niemand wist wat er echt in mij omging, dat ik dood wilde, dat ik mezelf sneed en dat ik depressief was. En dat, wilde ik het liefst ook zo houden. Ik was zo bang voor wat er nu en tussen het los laten van het hek zou gebeuren. De angst vrat me haast op. Bang dat als ik los zou laten en het water in sprong het gewoon zou overleven, dat ik super blij zou moeten reageren zodat de andere niks merkte en dat als ik dan thuis kwam weer ging huilen omdat het weer niet was gelukt. Ik was al lang niet meer bang voor de dood, ik had hem al zo vaak in de ogen gekeken en gesmeekt me mee te nemen. Maar hij had me nog nooit laten gaan. Niemand zag aan mij dat er iets niet goed ging, ik deed me op school gewoon voor als een vrolijke meid die af en toe chagrijnig was. Eigenlijk voelde ik me heel de dag bang en onzeker en wilde ik het liefst zo snel mogelijk naar huis, om in mijn oude en vertrouwde hoekje te kruipen en mezelf pijn te doen. Nou ja, pijn. Dat was het voor mij al lang niet meer. Het was een soort van – ja, hoe zeg je dat? Een ontsnapping, even een lekker gevoel. Soms deed het pijn, maar dat was alleen als ik iets te diep ging.

Aan de andere kant van de brug hield iemand alles in de gaten, zij zou door geven als er een boot aan kwam en ik dus niet mocht springen.

'Er komt nu een boot aan.' Werd er tegen mij gezegd. Een iemand hield contact, via de telefoon, met de geen aan de overkant. Schreeuwen hielp niet want de wind stond de verkeerde kant op en daarbij was er ook te veel lawaai op de brug. Ik verstond haar luid en duidelijk, maar toch deed ik als of ik het niet had gehoord. Ik haalde diep adem en keek naar mijn knokkels, ze waren helemaal wit geworden van het te strak vast houden van de stang.

Ik telde in m'n hoofd tot drie en verloste mijn grip om de stang.

Nu was het tijd. Nu was het tijd, om los te laten. Nu was het tijd, om weg te gaan van deze hel. Nu was het tijd, om voor het laatst te ademen.

Ik boog voor over. Op het moment dat ik los wilde laten, zodat ik naar beneden viel, werd ik naar achter getrokken en knalde ik met een klap op de grond.

Did he save me? حيث تعيش القصص. اكتشف الآن