Hoofdstuk 44

489 30 1
                                    

Eva
"11-04 waar zitten jullie?" Kwam er door de porto. Ik pakte het ding vast.
'11-04, wij zitten bij de haven.'
"Kunnen jullie snel naar het bassin? Er is een schietpartij gaande. Assistentie is onderweg."
'We zijn onderweg.' Ik stopte de porto terug en zette zwaailicht en sirene aan. We stopten de auto een straat eerder en trokken kogelvrije vesten aan.
'Ja?' Vroeg ik Wolfs. Hij knikte.
'Ja. Kom.' Ik liep voorop met mijn wapen voor me uit. Wolfs liep achter me aan. We kwamen uit bij het bassin en keken om het hoekje. We hoorden schoten en zagen twee jongens schieten op een groepje. Er lag één meisje op de grond. Ik schatte haar tien. Waarschijnlijk een onschuldig slachtoffer aangezien ik iets verderop en jongetje van ongeveer dezelfde leeftijd zag schuilen. En het was een klein meisje.
'Wolfs,' fluisterde ik en knikte naar het meisje. Hij zag het ook. 'Ze leeft nog. Maar we moeten opschieten.' Ik liep vooruit en hoorde dat Wolfs achter me aan kwam. Ik ging naar links en hij liep om totdat ik hem aan de andere kant zag staan. We knikten naar elkaar en ik telde af. Ik kwam naar voor.
'Politie!' Riep ik de jongens draaiden zich verschrikt naar me om en wilden wegrennen.
'Politie! Staan blijven!' Riep Wolfs. De jongens keken om zich heen. De assistentie was er nog niet. Het groepje dat net onder schot stond, bleef angstig staan. Ik hield één van de jongens onder schot, Wolfs de ander.
'Laat dat wapen vallen!' Riep ik. Geen reactie. Wolfs riep hetzelfde. Ook niks.
'Laat. Dat. Wapen. Vallen!' Riep ik nog een keer. Weer geen reactie. Ik schoot een keer in de lucht. Van schrik liet de jongen zijn wapen vallen. Hij dook er achteraan. Ik rende er snel naartoe om het wapen weg te schoppen en hem vervolgens te boeien. Toen ik hem aan de boeien overeind trok, begon hij te schreeuwen.
'Au! Kutwijf!'
'Ahw, doe ik je pijn? Stoere jongen.' Ik duwde hem naar onze auto en stopte hem erin. Ik vroeg via de porto om ambulances. Ik gooide het portier dicht en maakte de auto op slot. Wolfs had de andere jongen nog steeds onder schot. De jongen draaide zich naar me om. Ik trok mijn wapen weer.
'Laat vallen,' siste ik.
'Waarom zou ik?'
'Waarom zou je nog meer slachtoffers maken?'
'Ik heb toch niemand meer. Mijn moeder is dood. Mijn vader is een lul. Ik ben verslaafd aan drank en coke. Ik leef op straat. Mijn leven is een hel. Wat maakt het allemaal nog uit?'
'Als je dat wapen laat vallen, kom ik naar je toe. Ik boei je en neem je mee naar het bureau. Daar kunnen we kijken naar wat de mogelijkheden zijn. We gaan ervoor zorgen dat je onderdak krijgt en je kunt afkicken. Je bent nog jong, er is nog hartstikke veel mogelijk,' zei ik en liep op hem af. Ik zag dat Wolfs ook op hem af liep. 'Geef het wapen aan mij. Het komt goed. Ik beloof het je.' Ik zag dat er een traan over zijn wang liep. Hij liet het wapen zakken en ik griste het snel uit zijn handen. Wolfs boeide hem.
'Ik breng hem weg. Ga jij bij dat meisje kijken?' Ik knikte. Wolfs liep weg met de jongen en ik liep naar het meisje toe. Het jongetje kwam naar ons toe gerend en de mensen die net onder schot stonden, vormden een kring om ons heen.
'Leeft ze nog?' Vroeg het jongetje in paniek. Ik knikte.
'Ja, de ambulance is onderweg.' Ik bekeek de schotwond in haar schouder.
'Ze heet merel. Merel Janssen.' Ik knikte dankbaar.
'Merel? Hoor je me?' Ze keek me wazig aan en knikte. 'Mooi zo. Ik ben Eva. Ik ben van de politie en ik kom je helpen. Oké?' Ze knikte weer en zakte weg. 'Nee, blijf erbij. Wakker blijven meisje.' Het jongetje hield haar hand vast en bleef tegen haar praten.
'Heeft iemand een vest of een sjaal dat ik kan gebruiken?' Riep ik. Niemand gaf antwoord. Ik trok mijn riem uit mijn broek. 'Wolfs!' Schreeuwde ik. Hij kwam aangerend met een doek in zijn handen. Ik keek hem dankbaar aan en bond het doek om de wond. 'Dit gaat pijn doen,' zei ik tegen haar. Ze knikte dat het goed was en ik trok de riem strak om er druk op te houden. Ze schreeuwde het uit. Het ging door merg en been en ik voelde een steek door mijn hart gaan. Een brok vormde zich in mijn keel. 'Wolfs, ik heb iets nodig om onder haar hoofd te leggen,' zei ik en hij rende weer naar de auto. 'Het spijt me meisje,' zei ik en ze keek me met betraande ogen aan. Ik hoorde nog een schot en boog me gelijk over het meisje en de jongen heen. Ik keek richting de auto en hoorde Wolfs mijn naam roepen. De kring verdween. Ik stond snel op en wilde mijn wapen trekken. Op het moment dat ik mijn hand op mijn wapen had, hoorde ik een knal en voelde ik een stekende pijn in mijn schouder. Ik viel op de grond. Ik zag Wolfs aan komen rennen. De schutter richtte nu op hem. Ik trok alsnog mijn wapen. Met het laatste beetje kracht dat ik had, kwam ik overeind. Ik zat nu op mijn knieën en ging met moeite rechtop staan. Ik zag hoe de schutter zijn trekker over wilde halen om Wolfs neer te schieten. Ik richtte, haalde de trekker over, en schoot. Ik schoot hem in zijn schouder. Hij viel neer en Wolfs schopte zijn wapen weg. Ik viel door de terugslag van mijn wapen en het feit dat ik zo weinig kracht had, weer op de grond. Het werd licht in mijn hoofd.
'Eef, Eef blijf bij me,' zei Wolfs. Ik voelde hoe mijn hoofd opgetild werd en er iets onder kwam te liggen.
'Merel,' bracht ik met moeite uit.
'Ze is bij. De jongen praat tegen haar. De ambulances komen eraan. Hou vol lieverd.' Ik tilde mijn hand op en greep naar het felle licht. Een traan rolde over mijn wang. Iets pakte mijn hand vast. 'Laat me niet alleen Eef,' fluisterde hij. 'Kom op. Je kunt het.'
'Mijn vest.....uit...nu,' fluisterde ik. Ik kreeg niet goed lucht. Wolfs zette me overeind en deed mijn kogelvrije vest uit. Ik begon te hoesten en zwaar te ademen.
'Rustig maar Eef. Het komt goed. Hij is er niet doorheen.' Ik zag zwaailichten naderen en hoorde sirenes. Mijn zicht werd al scherper.
'Help me opstaan,' fluisterde ik. Ik werd opgetild en de pijn werd al minder. Wankelend liep ik naar Merel en ging naast haar op mijn knieën zitten. Wolfs zat naast me en hield me in de gaten. 'De ambulance is er. Je wordt zo op een brancard gelegd en dan naar het ziekenhuis gebracht. Daar kom ik je weer opzoeken. Oke?' Ze knikte en de ambulance broeders kwamen er aan met een brancard. Wolfs wenkte er nog een paar.
'Ze heet Merel Janssen,' zei het jongetje weer tegen de ambulancebroeders. Ze knikten en Merel werd op een brancard gelegd. De jongen wilde meelopen. Ik hield hem tegen.
'Jij gaat met mij mee.' Hij knikte. De tranen liepen over zijn wangen. Ik stond op en begon weer te hoesten. Wolfs riep twee ambulancebroeders. Die dwongen me te gaan liggen.
'Het gaat prima,' zei ik. Ik werd onderzocht. Uiteindelijk was alles prima, maar aangezien ik toch naar het ziekenhuis ging, moest ik me daar nog laten onderzoeken. Ik stond op en liep naar het jongetje toe.
'Hoe heet je?' Vroeg ik.
'Thomas, Thomas Rietveld. Ik ben tien jaar. Net als merel,' snikte hij. Ik knikte.
'Ik ben Eva van Dongen, ik werk hier bij de politie.' Hij knikte en begon nog harder te huilen. Hij was duidelijk in paniek. Ik tilde hem op en liep met hem in mijn armen naar de auto. De pijn in mijn schouder werd steeds erger. De verdachte was overgeplaatst naar een andere auto. Ik zette Thomas achterin en Wolfs scheurde naar het ziekenhuis. Eenmaal daar vroegen we naar Merel. We moesten in de wachtkamer gaan zitten en al snel werd ik geroepen. Ik mocht alleen naar binnen.
'De kogel is succesvol verwijderd. Dankzij uw snelle handelingen kan ze het na vertellen. Oh, en hier is uw riem terug. We hebben hem schoongemaakt.' Ik knikte naar de arts.
'Dankuwel. Ik zal haar ouders op de hoogte stellen.'
'Is goed. Tot ziens.' Ik liep naar haar toe. Ze was wakker.
'Dank u wel,' fluisterde ze. Ik glimlachte kort.
'Zal ik Thomas sturen?'
'Ja, graag.' Ik liep naar de deur en wenkte Thomas.
'Weet je het nummer van Merel's ouders?' Hij knikte. Ik gaf hem mijn telefoon en hij vulde het nummer in. 'Dank je wel. Wolfs of ik komt je vanzelf weer halen en dan brengen we je thuis. Oké?' Hij knikte. Ik liet ze alleen achter en besloot het nummer te gaan bellen.
"Met Annet Janssen," werd er opgenomen.
'Goedemiddag, Eva van Dongen, recherche Maastricht. Bent u de moeder van merel Janssen?'
"Ja, hoezo? Is er wat ergs gebeurd?"
'Het spijt me u dit te moeten vertellen, maar uw dochter ligt in het ziekenhuis. Ze is een onschuldig slachtoffer geworden van een schietpartij en is neergeschoten. Ze overleefd het. Dat is zeker. Thomas is nu bij haar. Ik raad u aan ook te komen.'
"Ja. Ja ik kom eraan. Bedankt voor het bellen," zei ze en hing op. Ik stopte mijn telefoon weg.
'Wolfs,' zei ik zacht en hij kwam naar me toe. 'Ik heb zoveel pijn, ik kan niet meer. Het gaat niet goed.' Ik werd duizelig en greep hem vast. Wolfs nam me mee en riep een dokter. Ik voelde mezelf wegzakken en stortte in. Toen werd alles zwart.

Safe?Where stories live. Discover now