Hoofdstuk 5 - Verstoppertje

1.1K 49 8
                                    

'Ik protesteer tegen deze invasie van mijn station!' riep de commandant uit.

Er stonden vier soldaten van de Weermacht, het privé leger van het Huis om hem heen, hun wapens in de aanslag.

'Je hebt niet te protesteren, je hebt te luisteren. Ons woord is wet!' gromde een van de mannen, die afgaande van zijn insigne hoger in rang was dan de andere drie.

De schuifdeuren die normaliter enkel geautoriseerd personeel toegang tot de verkeerstoren van station Auracor verschafte schoven open en een vijfde soldaat liep naar binnen. Hij salueerde de officier en bracht zijn boodschap over. 'Luitenant, groepen twee en drie nemen de boulevard voor hun rekening, groepen één, vijf en zes zijn gestart met het controleren van de woonniveaus. Groep vier heeft alle operationele decks ingenomen, van de brug tot de technische ruimtes.'

'Mooi,' antwoordde de luitenant. 'Zodra ik het sein veilig heb ontvangen kan de admiraal aan boord komen.'

'Ik ga een aanklacht tegen jullie indienen en mijn werkgever gaat jullie zo bedelven onder advocaten dat jullie er nog jaren zoet mee zijn. Dit is een vrij ruimtestation en jullie hebben geen jurisdictie hier!' bulderde de commandant. Hij was het niet gewend om genegeerd te worden en accepteerde het allerminst.

'Gooi hem de verkeerstoren uit,' beval de luitenant.

'Dit is mijn verkeerstoren!' protesteerde de commandant luidkeels.

'Nu niet meer,' antwoordde de luitenant droogjes terwijl de commandant met een tweetal wapens gericht op zijn lichaam de ruimte werd gedwongen te verlaten. 'Zo, en als verdere onderbrekingen uitblijven gaan we op zoek naar waarvoor we gekomen zijn.'

'En wat is dat precies?' kon de commandant nog net roepen voordat hij de deur uitgeduwd werd. Zijn humeur werd met de minuut slechter en hij was in gedachten al met het formuleren van een formele klacht bezig.

'Iets wat van het Huis gestolen is en hier op het station te vinden is. Meer hoef je niet te weten,' riep de luitenant hem na. Hij hoorde een stevig gevloek vanuit de sluitende deur van de verkeerstoren komen maar negeerde het. Zijn enige prioriteit was vinden waarvoor ze gekomen waren.

####

'Hierheen!' riep de sergeant die voorop liep. 'We onderzoeken eerst deze gang en gaan dan door naar de volgende.'

Hij keek streng uit zijn ogen en het was duidelijk dat zijn mannen erg gedisciplineerd waren. Hun uniformen waren zonder smet en de orders van hun leidinggevende werden zonder twijfel opgevolgd. Hun kleding was diep blauw van kleur en in hun embleem was het symbool van het Huis verwerkt; een driehoek met een oog erin.

'Moeten we de kamers ook doorzoeken, sergeant?' vroeg de korporaal die vlak achter hem stond.

'Nee, iedereen die een kamer binnen gaat zit vervolgens opgesloten. Die gaan nergens heen. Eerst de gangen doorzoeken, dan de kamers af,' blafte de sergeant terug. Het was niet dat hij er niet van hield dat er zinnige vragen gesteld werden, maar hij wilde dat in tijden van crisis zijn bevelen zonder twijfel opgevolgd zouden worden. 'En nu opschieten, stelletje luie donders! Iedereen die je tegen komt houd je aan!'

De soldaten holden op een drafje de gang in, hun wapens klaar voor gebruik. Tevreden keek de sergeant ze even na en holde er toen achteraan.

Toen de manschappen de hoek om waren, kwamen Emma en Jayden tevoorschijn vanachter een stapel kratten die in een nis geplaatst waren.

'Ik ben blij dat ze niet heel erg nauwkeurig aan het zoeken zijn,' glimlachte Emma tevreden.

'Ik ben blij dat jij wilde dat we ons hier verstopten,' sprak Jayden, terwijl hij voorzichtig om het hoekje gluurde om te zien of de soldaten niet toevallig terug kwamen.

'Je kamer is vlakbij?' wilde de donkerharige vrouw weten.

Jayden knikte bevestigend. 'Iets verderop in de gang waar de Weermacht heen is gegaan. Ik had eigenlijk GalPol verwacht. Wat wil de Weermacht met jou?'

'Wie zegt dat ze mij willen hebben?' zei ze lachend en speelde de vermoorde onschuld - erg overtuigend overigens.

Maar echter niet overtuigend genoeg voor Jayden. 'Nou, zoals mijn vader altijd zei... als je tegen allerlei toevalligheden aanloopt, wordt je met je neus op een heel belangrijk feit gedrukt; toeval bestaat niet.'

'Dus je gelooft ook niet dat wij elkaar toevallig tegen het lijf gelopen zijn?' kaatste ze terug met een vette knipoog.

'Toevallig weet ik dat ik regelmatig met mijn neus in de boter val. Het is een gave... of een vloek.'

'Oh, dus nu ben ik een vloek?' vroeg ze gekscherend.

'Kom nou maar, die soldaten zijn doorgelopen. Ik denk dat we nu mijn kamer wel kunnen bereiken,' zei Jayden, haar kwinkslagen negerend.

'Ja, meneer,' antwoordde ze met een grijns en liep achter hem aan.

De Ogen van de Ziener (betaversie)On viuen les histories. Descobreix ara