De Ingang

56 3 0
                                    

Net als dat de reis spoedig verliep was het weer ook erg rustig. Het pak sneeuw van een paar weken geleden lag er nog, maar er waren nauwelijks nieuwe hevige sneeuwbuien. Ik vond de winter altijd het mooiste deel van het jaar, er lag bijna altijd sneeuw en het leek net wel alsof de wilde dieren in het bos graag hun mooie wintervacht wilden laten zien. Toen ik nog bij de huurlingen woonde ging ik vaak jagen, vooral als het winter was. Ik kwam dan vossen tegen met een prachtige witte vacht, en zag soms ook nog konijnen die met hun neus door de sneeuwlaag wroetten om eten te vinden. Tijdens de zomer leken ze wel veel schichtiger, en was het dus moeilijker om dichtbij te komen zonder dat ze me door hadden.

'Chinouk, gaat het goed?' Geen antwoord. 'Chinouk?' Nu iets luider. 'Huh, ja? Wat zei je?' Ik was helemaal weggezonken in mijn gedachten dat ik helemaal niet zag dat we bij de Raaf waren aangekomen, of wat je er nog van kon zien. 'Sorry, ik was even weg.' Lucas keek me nog een beetje bezorgd aan, maar dat wuifde ik gauw weg. 'Zijn we nu op de plek dat was aangegeven op de kaart?' Ik moest toch ergens over beginnen. Lucas steeg af en pakte de kaart uit de zadeltas, het laatste stukje van de weg hier naartoe herkenden we al, dus hij had de kaart weggestopt. 'Dit zou het moeten zijn, we zitten maar een paar meter van de cirkel.' Ik ging naast Lucas staan en keek naar de kaart, Avery steeg af en deed hetzelfde. We keken er met z'n drieën lang, maar we werden er niet wijzer van. De aangewezen plek was in et bos vlak bij de Raaf, dus we stegen af en liepen naar de plek. Toen we daar aan waren gekomen stonden we op een soort open plek. De bomen stonden hier erg ver van elkaar vandaan. We keken allemaal rond, als dit echt de plek was, waarom zagen we dan geen ingang of iets wat aanduidde dat hier de ontvoerde dorpelingen waren? Na een tijdje zuchtte Lucas en vouwde de kaart weer op. 'Het wordt al aardig donker, laten we morgen vlak na zonsopgang verder zoeken, misschien is de plek erg in de buurt en hebben we gewoon daglicht nodig om het te kunnen vinden. Mij lijkt het wel handig als we een stukje verderop overnachten, misschien komen er nog elven naar deze plek.' Avery en ik stemde met hem in. 

Het kamp stond ongeveer een halve kilometer naar het noorden, daar hadden we nog zo'n soort open plek gevonden. Het was net groot genoeg om onze tenten op te zetten. Nadat we de sneeuw hadden weggehaald en de tent hadden opgezet ging ik met Galdur de omgeving bekennen. We hadden de tent snel op kunnen zetten en het was nog niet helemaal donker, dus het leek me een goed idee om het bos een beetje te leren kennen. Nadat ik in een ruime cirkel om het kamp had rondgelopen keerde ik weer terug. Avery en Lucas waren al de spullen aan het opbergen, voor als het zou sneeuwen of regenen vannacht.

~

Het was nog donker, maar ik was klaarwakker. Ik schatte dat het een uur of zeven was en vond het tijd om Avery en Lucas wakker te maken. Zij deelden een tent en ik had een kleinere aparte meegenomen die tegenover de grotere stond. Nadat ik me had omgekleed liep in naar de andere tent. Nadat ik een paar keer zachtjes hun naam had gezegd hoorde ik niks. 'Avery? Lucas? Wakker worden, we moeten weer verder,' zei ik nu iets harder. Ik besloot om nog even te wachten, maar toen ik helemaal niks hoorde schoof ik het deken voor de tent opzij. Tot mijn verbazing was te tent leeg. Zouden ze een grap met mij uithalen? Als dat zo was vond ik dat we de slechtste timing ooit. Ik merkte op dat hun paarden ook weg waren, alleen Galdur stond nog onder een boom en keek mij nieuwsgierig aan. Ik liep naar hem toe. 'Weet jij waar ze zijn?' Ik aaide hem over zijn snuit, natuurlijk zou hij niet reageren. 

Ik keerde terug naar de grote tent, misschien had ik iets over het hoofd gezien en hadden ze iets achtergelaten. De grote tent was voor een deel leeggehaald, de meeste wapens waren weg, net als de kaart. Dit was maar vreemd, normaal was ik degene die ze wakker zou maken, en nu zijn ze ineens weggegaan zonder dat ik het merkte. Het leek me handig om eerst bij de plek te kijken die op de kaart was aangegeven, misschien waren ze alvast bezig met de ingang te zoeken. Ik zadelde Galdur en ging naar de plek toe.

Eenmaal aangekomen zag ik niet meer dan een open plek omringd door bomen, het enige dat veranderd was was de grond. De bodem lag niet meer verscholen onder een laag sneeuw, maar al het sneeuw was weggehaald. Ik liet me van Galdur afglijden en knielde om de grond beter te zien. Ik voelde met mijn vingers de aarde, het leek net wel alsof iemand met een stok over de grond heeft zitten slepen. Ik stond weer op en ging het van een afstandje bekijken. Voor een moment dacht ik dat we bij de verkeerde plek waren, maar waarom zou je als elf de ingang naar je grootste geheim open en bloot ergens neerzetten? Maar toen ik beter keek zag ik een soort tekening. Het leek wel een blad, met een spiraal aan de onderkant. Ik heb dit teken eerder gezien, toen ik nog bij de Huurlingen woonde. Tot onze 15de verjaardag kregen we nog andere lessen naast wapentraining. Ik kon me nog vaag herinneren dat we een paar lessen deden over donkere magie, hoe de elfen die eeuwen geleden hadden gebruikt om de aarde te verwoesten. Gelukkig was ze dat nooit gelukt, maar er was toch iets aan dat verhaal dat bij me bleef hangen. Ik veegde nog wat aarde weg om het beter te kunnen zien. Het teken was nu duidelijk te zien, er was een grote kans dat dit wel de ingang was.




ChinoukWhere stories live. Discover now