H 13.

43 9 1
                                    

We pakken niet veel maar wel iets. We weten dat we weer weg moeten en om dan iets extra te hebben kan ook niks kwaad toch? Maar dan sluit de deur. Er gaat een alarm af. De jongens proberen de deur open te breken maar dat lukt niet. En het glas geeft ook geen stootje. Dan hoor ik een klik. Ik kijk om en zie een andere deur open gaan. Als ik iets dichterbij loop zie ik dat er allemaal wezens lopen. Hun horen ook de klik en lopen nu deze kant op. Ik pak meteen een tafel en kantel hem zodat ik hem voor de ingang kan zetten. Thomas snapt al wat er aan de hand is en helpt me. Met onze gewicht gaan we tegen de tafel aanstaan in de hoop dat we het houden. We voelen al het gebonk van de wezens in onze ruggen. De andere moeten opschieten.

Dan hoor ik weer een klik. De deur gaat uit het niks open. Maar er staan veel meer wezens tegen de deur aan. Ik, Thomas en Emily staan tegen de tafel aan. De jongen pakken meteen de spullen en lopen naar buiten toe. Dan gaat de tafel kapot. Er komt een hand doorheen die Emily pakt. Ik pak mijn mes en duw hem in zijn arm. Emily valt op de grond. "Schiet op!" schreeuwen de jongens. "Emily ga!" schreeuw ik. Ze rent naar de deur toe. "Thomas nu jij". Hij kijkt me raar aan. We schuiven een stukje naar voren. Dit houdt het niet lang meer. "Nee jij. Ik houdt hem wel". "Thomas ga nu! Zorg dat Boris niks raars doet". Ik hoor weer een klik. De deur gaat langzaam dicht. "Schiet op". Hij kijkt me twijfelend aan maar rent dan toch naar de deur toe. de tafel schuift weer een stukje naar voren. De deur sluit. De jongens kijken me allemaal bang aan. Dan gaat de tafel kapot.

Ik begin te vechten en steek ze een voor een dood. Maar het zijn er te veel. Ik klim op de andere tafel. Ik gebruik een pijl om te neer te steken. Bloed spat alle kanten op. Boris en Emily beginnen te gillen en te schreeuwen. Ze schoppen en slaan allebei tegen de deur en het glas aan. Ik kijk ze aan en geef een glimlach met een knikje dat het goed is. Dan kijk ik goed rond. Er moet wel een manier zijn om hier uit te komen. Dan zie ik boven me zo'n ventilatieschacht. In een gebouw zoals deze moet die wel groot genoeg zijn om er door heen te kruipen. Ik ben te klein om er bij te komen. Dat hoef ik niet te proberen om erachter te komen. Ik blijf de wezens dood steken. In mijn ooghoek zie ik een stoel staan. Die moet ik hebben. Ik spring van de tafel af en blijf maar steken. De stoel gooi ik over de wezens heen. Hij komt net voor de tafel terecht. Ik klim weer op tafel en zet de stoel erop. Ik kijk snel terug naar de andere. "Het komt goed! Ik kom eraan!". Ik klim op de stoel en dan in de ventilatieschacht.

Ik kruip de kant op waar de andere staan. Maar als ik erdoorheen kijk zie ik dat ze vast gepakt worden. Ze proberen terug te vechten maar dat lukt niet. Ze worden meegenomen. Ik achter volg ze via de ventilatieschacht. Hij zit in de plafond dus ze kunnen me niet horen kruipen en ik kan ze goed in de gaten houden. De enigste probleem is dat mijn been steeds meer pijn doet door het kruipen. Maar ik moet doorgaan. Ik moet weten waar de andere heen worden gebracht. Als ik ze nu uit het oog verlies gaat het nog lang duren voordat ik ze weer vind. Deze gebouw is te groot en er zijn te veel aparte kamers. 

Ze worden in een kamer geduwd. Ik kom met moeite boven die kamer terecht. Als ik net goed ga zitten zodat ik de hele kamer kan zien komt er iemand anders naar binnen lopen. Het is dezelfde man die ons op dat kantoortje sprak. Hij gaat op de tafel zitten naast de computer. "Jullie zijn anders dat is zeker. Maar wilde jullie nu echt stelen van mij! Dat was echt een domme beslissing. Een waardoor jullie vriendinnetje het niet overleeft heeft!". Hij draait de computer en laat de beelden zien. Beelden van mij. Wat er nog maar een paar minuten geleden gebeurd is. Zou hij ons de hele tijd in de gaten hebben gehouden? Als ik in de menigte wezens spring stopt hij het beeld. Hij heeft dus niet gezien dat ik terug ben geklommen. Dat kan iets goeds betekenen.

Dan komt er iemand anders naar binnen lopen. Het is een jongen. Door de schaduwen kan ik zijn gezicht niet zien. Maar die stem. Die stem komt me zo bekent voor.Door hem gaat de andere man weg. Boris kijkt meteen naar boven. Recht in mijn ogen. Alsof hij wist dat ik hier de hele tijd zat. Niet veel later worden ze weer meegenomen. Ze worden naar onze kamer gebracht. Nu moet ik alleen nog een weg vinden om in de kamer te komen. En eindelijk heb ik er een. Ik kom onder een bed uit. Iedereen schrikt als ik tevoorschijn kom. Ze knuffelen me allemaal. Maar dan wordt er uit het niks de deur open gemaakt. Dezelfde man staat in de deur opening. "Denken jullie nu echt dat ik zo dom ben om niet alles te bekijken. Ik moest gewoon iets bedenken om haar uit de schacht te krijgen". Er komen andere mannen naar binnen gelopen. Ze nemen mij en Boris mee, maar laten de andere achter in de kamer. 

Wat zouden er met Sophie en Boris gebeuren? Ik hoop dat jullie het een leuk verhaal vinden. XXX


De MissieWhere stories live. Discover now