De wind ruiste tussen de bomen van het donkere, mistige bos. Twee mannen wandelden op het zandpad dat tussen de bomen en de velden kronkelde, terwijl ze beiden zwegen en naar de grond staarden. Door de mist leken het slechts twee vage silhouetten.
Na een stilte keek één van hen op. "Ik vind dat ge moet weten waarom ik u hier naartoe gehaald heb", begon hij met diepe stem zonder een greintje emotie te tonen. "Wij weten dat gij ons informatie kunt bezorgen."
"Ik weet nie waar ge het over hebt", zei de ander koel.
De man bleef staan en keek de ander, die een stuk kleiner was dan hij en met kromme rug voortstrompelde, strak aan. "Wij weten welke duistere praktijken plaatsvinden bij Fons en Bea Verstreepen. En gij weet dat ook." Hij zweeg even en tuurde in de verte. "Ge komt regelmatig bij hen over de vloer. Ik wil gewoon dat ge te weten komt of er overlevenden zijn en als dat zo is, waar ze zijn."
De ander aarzelde even en staarde naar de met takken bedekte grond. "Het spijt me, da kan 'k nie maken. Fons en Bea zijn goei vrienden van mij. 't Kan nie wezen, da zij hier iets mee te maken hebben. Da wil ik nie geloven."
"Als ge daar van overtuigd zijt, bezorgt mij dan bewijs dat ze er echt niks mee te maken hebben."
"Waar moet 'k da in godsnaam halen?"
De langste van de twee grinnikte honend, waarop hij de ander met een ferme schop tegen de grond werkte. Met handen die beefden van schrik en een gelaat dat vertrokken was van de pijn, greep de gewonde man naar zijn linkerbeen. Hij slaagde er nog net in een kreun te onderdrukken.
"Ik weet goed genoeg waar ge die wonde vandaan hebt. Wij kunnen u terugsturen naar de plek waar ge die opgelopen hebt", sprak de man meedogenloos.
Terwijl hij zich aarzelend weer oprichtte en zijn hemd ontdeed van het zand, loosde hij een zucht. "Allé, ik luister."
*
Maria duwde de achterdeur van de hoeve open. Aan de keukentafel zat Bea, die druk in de weer was met een breiwerkje. De vrouw keek verbaasd op. "Maria, wa doede gij hier? 'k Dacht da ge naar huis gegaan waart?"
Toen ze haar gejaagde ademhaling weer onder controle gekregen had, zei ze: "'k Hem iet ontdekt."
Er verscheen een zorglijke frons op het gezicht van de boerin. "Wa dan? Wa hebt g' ontdekt?" Ze legde haar breiwerkje neer en gebaarde naar de stoel tegenover haar aan tafel. Maria aarzelde even, maar nam uiteindelijk toch plaats.
"De Ross hee niks misdaan." Ze zweeg even en keek Bea doordringend aan. Als het voor de Blaubergse boerin nog niet duidelijk was dat dit een serieuze kwestie was, zou het dat nu zeker zijn. "D'er staat een geschut in de bossen. Ik denk da 't vliegmachien met opzet uit de lucht geschoten is."
"Wa?" Bea's onderlip trilde en ze bracht langzaam haar hand naar haar mond. Totale ontsteltenis was in haar ogen te lezen. "Jezus Christus, als dees waar is..."
"Dan lopen wij ook gevaar." Maria beet nerveus op haar onderlip en staarde naar het houten tafelblad. Ze wist niet goed wat ze moest zeggen.
"Zijt ge zeker?"
"Bijna." Maria schoof haar stoel naar achteren en stond op. "Hebt ge tijd om te komen zien? Dan zijn we zeker. 'k Zou nie willen da we paniek zaaien terwijl 'r niks aan de hand is."
"Goe, ik kom wel efkes mee." De Blaubergse boerin liet haar breiwerkje op de tafel liggen en nadat ze een jas aangetrokken had, ging ze samen met Maria naar buiten.
"Is Stan eigenlijk nor 't leger gemoeten?" vroeg het meisje terwijl ze met gehaaste passen door het bos liepen.
"Nee, en weet ge waarom?"
Maria schudde haar hoofd. "Medische redenen misschien?"
Bea grinnikte. "Niejet, mens. Hij was te bang."
Toen ze dat hoorde, moest Maria moeite doen om het niet uit te proesten. Die arrogante, gemene Stan die dacht dat hij stoer was, had schrik om naar het leger te gaan? Hoe onbeschaamd! Terwijl Arnaud en tientallen andere jongemannen uit het dorp hadden gevochten voor hun vaderland, bleef hij gewoon thuis alsof er niks aan de hand was.
"Hij hee al twee broers die naar 't leger zijn gegaan. Dan is 't nie meer verplicht om ook militaire dienst te doen", ging Bea verder. "Ja, onze Constant is er schoon onderuit gekomen."
Ze wandelden even verder, terwijl Maria nadacht over de lafheid van Stan. Na een korte stilte, besloot ze haar gedachten mee te delen. "Kan 't toeval zijn?"
Bea keek op.
"Stan kan aan de dienstplicht ontsnappen, mor raakt dan tegen wil en dank betrokken bij 'n vliegtuigongeval, waardoor 'em toch nog zijn leven moet wagen voor 't vaderland." Maria wist niet of ze hun functie zo kon omschrijven - misschien was Bea zelfs helemaal niet van mening dat het gevaarlijk was wat zij deden, en vond ze het gewoonweg haar plicht als Belgische burger om verzet te plegen tegen de Duitsers wanneer ze maar kon.
"'t Zal wel een reden hebben. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, Maria."
Maria knikte, maar eigenlijk vroeg ze zich af of het wel waar was wat Bea zei. Wat zouden Ross, Jeremy en Johnny misdaan kunnen hebben, opdat God hen zo zwaar strafte? Waarom was Johnny ter plekke gestorven, lag Jeremy nu al een week bewusteloos in een donkere kelder, en zou Ross zijn ganse leven gekweld worden door schuldgevoelens, pijnlijke herinneringen aan het ongeluk en het gemis van zijn twee vrienden? Welke misdaad was zo erg dat ze zoiets verdiend hadden? Maria betastte het gouden kruisje om haar nek, dat ze vlak voor de oorlog van Arnaud gekregen had. Misschien moest ze nog meer bidden dan ze al deed - niet alleen voor Arnaud, maar ook voor de vliegeniers. Ja, dat zou helpen. Maria nam zichzelf voor om na het bekijken van het vreemde voorwerp in het bos, naar de kerk te gaan en een kaarsje te gaan branden.
"Is 't gevaarlijk wa wij doen, volgens u?"
Dit keer was het Maria die uit haar gedachten getrokken werd door de vraag van Bea. Ze haalde haar schouders op. "'k Weet 't nie. Mor 't gaat allemaal zo rap. Twee weken geleden was aare gaan halen of beddengoed wassen 't enige spannende da 'k dee. Vandaag sluip ik het hoas uit om me te bemoeien met illegale praktijken. Als da nie gevaarlijk is, wa is 't dan wel?"
De vrouw sloeg aarzelend haar arm om Maria's schouder. "Ik versta aa, kinneke. Vooral omda 'k niet weet wa 'r zal gebeuren als Ross weer terug is naar Engeland. Wa 'r dan met ons zal gebeuren, bedoel ik."
"Áls 'em tenminste terug kan." Maria besefte dat dit wel heel pessimistisch klonk, dus ze besloot Bea niet meer te onderbreken en wandelde zwijgend verder.
De boerin was blijkbaar ook aangedaan van hetgeen Maria net gezegd had, want ze staarde naar de mossige grond en zei niets, totdat ze de rand van het bos bereikten en er een kraai krassend wegvloog.
"We zijn er."
Zonder nog iets te zeggen, ging Bea dichterbij. Net zoals Maria gedaan had, legde ze haar vingers op het ijskoude metaal van de holle cilinder die op twee gigantische wielen steunde. De vrouw liep er een aantal keer omheen, alsof ze niet kon geloven dat dit echt was. Ook de frons op Maria's gezicht werd steeds zorgelijker naarmate de tijd verstreek en Bea nog steeds niets gezegd had.
Na een minuut, of misschien zelfs wat langer, keek Bea pas op. "Ik denk da ge gelijk hebt", zei ze met trillende stem, en ze wierp een bezorgde blik op Maria.
"Godverdekke." Ze had zo gehoopt dat ze fout was en dat ze het zich ingebeeld had - wat dan wel zou betekenen dat de schuld inderdaad bij Ross lag - maar dat was niet zo; het werd steeds gevaarlijker in Blauberg.
Toen de twee vrouwen weer naar de boerderij kuierden, leek het ruisen van de blaren luider, het krassen van de kraaien scherper en het landschap donkerder en grijzer. Nadat ze afscheid namen, zou Maria naar de kerk gaan om er te bidden. Ze zou drie kaarsen branden: één voor de vliegeniers, waarbij ze de Heer vroeg om Ross te bevrijden van zijn weemoedige gedachten, zijn wonden te genezen en Jeremy snel uit zijn lijden te verlossen, op welke manier dan ook; één voor Arnaud en ze smeekte God om hem spoedig en ongedeerd thuis te laten komen; en een kaars voor alle andere Blaubergenaars, want sinds ze ontdekt had dat er een vliegtuig was neergeschoten door de Duitsers in hun dorpje, was ze zeker dat er nog meer onschuldige slachtoffers zouden vallen.
JE LEEST
Het Geslacht Vuil Gat
Historical FictionMaria Esselings en Arnaud Cools zijn tieners wanneer ze elkander aan het eind van de jaren '30 tegen het lijf lopen, maar meteen weten ze dat ze samen oud willen worden. Maria verlaat haar familie om bij het gezin van Arnaud te komen werken als dien...