De volgende ochtend stonden Theodora en de vrouw weer voor het kleine celraampje van Maria, met meerdere gestreepte jurken, die ze van de lijken hadden gestolen, boven elkaar aangetrokken, met zoveel aardappelen en broden in hun armen als ze maar dragen konden en met hout dat ze opstookten om zichzelf tegen de winterkou te weren, maar hoeveel voedsel ze haar ook schonken, hoeveel lijken ze ook ontkleedden voor haar comfort, het liet Maria koud. Zij had de strijd dagen geleden al opgegeven. Ook zij was beginnen beseffen dat er geen leven meer mogelijk was na deze inktzwarte bladzijden, ze zou geen geluk meer kunnen kennen zonder daarbij terug te denken aan de pijn die ze daarvoor had moeten doorstaan. Maria at, trok de kleding van de lijken aan en snoof de geur van verbrand hout op vanuit haar cel, maar wanneer de nacht kwam en ze geen gezelschap meer had overviel het verdriet haar steeds weer. Het viel vaak voor dat ze weende wanneer ze voetstappen hoorde in de sneeuw en dacht dat Theodora haar kwam redden, omdat deze voetstappen uiteindelijk van een dolende gevangene of een achtergebleven SS'er of een denkbeeldige bevrijder bleken.
De zevenentwintigste januari voelde Maria dat haar levenslust op was. Ze ontwaakte die ochtend en dacht: dit is de laatste dag dat ik leef. De tijd tussen haar ontwaking en het moment dat de zon opgekomen was en Theodora Maria's cel bereikt had, samen met haar nieuwe vriendin, leek voorbij te zweven. Toen Maria hun voetstappen hoorde, kreeg ze haar ogen zelfs niet open. Ze luisterde naar hoe de twee vrouwen tegen de muur voor haar cel gingen neerzitten, hoe ze op gedempte toon spraken.
"Maria?" klonk de welbekende stem van Theodora. "Wil je wat eten?"
Maria loosde een zucht, en met haar laatste krachten mompelde ze: "Thea, ik zie niks meer. Ik kan niks meer zien." Witte wolkjes kwamen voort uit haar mond, maar dat zag ze niet want haar oogleden leken vastgelijmd.
Theodora greep de tralies vast. Maria hoorde enkel haar bezorgde stem, maar die klonk alsof ze mijlenver was. "Je moet niet opgeven, Maria. Ik ben bij je, ik laat je hier niet alleen. Heb je nog een deken nodig? Of een stuk brood?"
Het was even stil. Maria had geen kracht meer om te antwoorden.
Een melancholische glimlach tekende Theodora's gelaat. "Goed dan," - haar stem trilde - "als je iets nodig hebt, dan zeg je het maar. Ik blijf hier." Ze wierp nog een laatste blik op het ineengekrompen hoopje dat nog overbleef van de mens die Maria ooit was geweest. Voorzichtig ging ze weer naast de vrouw uit de ziekenbarak in de sneeuw zitten.
"Ze klinkt zwak", prevelde de vrouw en ze staarde onafgebroken naar het zwarte hout dat in schril contrast stond met de blanke sneeuw. "Wat denk je?"
"Dat ze snel zal sterven. Vandaag nog, misschien."
Zwijgend bleven de twee vrouwen zitten, en de tijd verstreek pijnlijk langzaam. Theodora voelde zich leeg; de hele dag dacht ze nergens aan, ze staarde enkel somber naar de witte hemel. Ze had de zon zien opkomen, ze had af en toe een brommend vliegtuig gehoord, ze had de pijn in haar onderarm steeds voelen toenemen, want ze wist dat de kogel die haar enkele nachten geleden getroffen had, nog steeds in haar vlees verscholen zat. Vrezen voor de dood kon ze niet meer, hopen op de bevrijding durfde ze niet meer.
Het middaguur was reeds verstreken toen de twee vrouwen voetstappen en mannenstemmen hoorden in de verte. Theodora spitste haar oren en nam de omgeving in zich op, maar afgezien van de lijken bij de executiemuur was er niemand te bekennen. Ze krabbelde overeind, naar het voorbeeld van de vrouw naast haar.
"Wat is hier in godsnaam aan de hand?" vroeg de vrouw zich luidop af en ze gooide sneeuw op het smeulende hout.
"Wacht even", mompelde Theodora, luisterend naar de geluiden die ver weg weerklonken. Het waren echter geen angstkreten of gebrulde bevelen, maar nerveus geroezemoes. De voetstappen klonken niet hard en boosaardig, eerder aarzelend en vertrouwd. "Dat zijn geen SS'ers."
JE LEEST
Het Geslacht Vuil Gat
Historical FictionMaria Esselings en Arnaud Cools zijn tieners wanneer ze elkander aan het eind van de jaren '30 tegen het lijf lopen, maar meteen weten ze dat ze samen oud willen worden. Maria verlaat haar familie om bij het gezin van Arnaud te komen werken als dien...