Hoofdstuk 18

165 13 7
                                    

Sinds die dag in de zomer van '43 zat het dorpje Blauberg zonder priester. Er vonden geen misvieringen meer plaats, geen huwelijken, en voor de begrafenis van de priester zelf kwam de pastoor van Herselt naar Blauberg om er de dienst te leiden. Wat er met Arnaud gebeurde, vraagt u? Wel, laat ik zeggen dat hij alleen achterbleef met een onopvulbare leegte in zijn ziel; hij mocht dan wel te weten gekomen zijn waarom zijn geliefde was gestorven, maar enkele loze woorden zouden haar niet bij hem terugbrengen. Had hij toentertijd geweten dat Maria nog in leven was, dan had hij wellicht een sprankeltje hoop gezien aan de einder, maar nu bleef de hemel duister, en de dageraad kwam om geen morgen meer met zich mee te brengen. Arnaud bleef eenzaam en alleen achter in Blauberg. En zo kroop de tijd tergend traag voort. De zwoele zomerbriezen werden kille winterwinden, de groene bladeren verdorden en dwarrelden naar beneden om neer te vallen op de verdroogde bospaden, en langzaamaan veranderde het jaartal op de scheurkalender naar 1945. Blauberg was ondertussen veranderd in een doodse plek die zelfs voor haar eigen inwoners onherkenbaar geworden was. 

Voor de vrouwen uit Auschwitz-Birkenau was de eerste januari van het jaar 1945 een dag als alle andere - of dat dacht Maria ten minste toen ze gewekt werd door de ochtendbel en ze niet veel later naar de appelplaats moest marcheren. De winter van dat jaar was bijzonder streng in Polen, en terwijl de sneeuw Maria's kapotte schoenen binnendrong en de witte ochtendzon achter de fabrieken in de verte opkwam, vroeg ze zich af of men in Blauberg het nieuwe jaar gevierd had met gebraden kalkoen, wijn en overheerlijke dessertjes, zoals alle andere jaren. Meer dan ooit verlangde ze naar haar thuis.

"Maria, weet gij waar we naartoe gaan?" Eugenie tikte haar zachtjes aan.

Maria keek op en merkte dat Eugenies vraag terecht was; ze waren niet op weg naar de appelplaats, maar naar een andere open plek in de sneeuw. In het midden daarvan ontwaarde Maria een houten platform, met enkele houten balken die naar de winterlucht reikten, en aan één van die balken bungelde een touw in een strop geknoopt. Aan de vrolijke mars te horen die het veertigkoppig vrouwenorkest dat enkele meters achter de galg had postgevat opvoerde, was het weer tijd voor een executie. Maria wierp een vlugge blik op Eugenie, die aan haar linkerhand stond, en Theodora, rechts van haar, en hun gespannen gelaatsuitdrukkingen bevestigden haar vermoedens. Irma, die vlak achter Maria stond, loosde een stille zucht. 

"Vrouwen", sprak een jonge, magere bewaker in het Duits toen de gevangenen zich in rijen op de open plek hadden verzameld. Ondertussen zat Maria al zo lang in Auschwitz-Birkenau dat het Duits dat er binnen deze hekken gesproken werd enigermate verstaanbaar was geworden voor haar. 

Het orkest hield op met spelen en voor heel even had de stilte alleenheerschappij op het in een deken van sneeuw gehulde plein. Een raaf kraste en vloog over het mystieke tafereel. 

"Gisteren heeft één van jullie kampgenoten een ontsnappingspoging gewaagd. Deze gevangene probeerde op klaarlichte dag, toen ze haar werkplaats verlaten had om zogezegd een bezoek te brengen aan de latrine, een kleine tunnel te graven onder de hekken. Natuurlijk werd ze gevat, nog voor ze haar handen had kunnen bevuilen met de modderige grond." De man wierp een vlugge blik over zijn schouder, wenkte zijn collega die vlak voor de deur van een barak de wacht hield, en vervolgens kwam er een andere bewaker naar buiten die een klein vrouwtje - ze was al zo erg vermagerd en geleek zo sterk op de andere Auschwitzvrouwen dat Maria haar leeftijd niet kon inschatten - stevig aan haar schouders vasthield. Protesteren deed ze niet. Het was alsof ze haar lot had aanvaard, en dat ze tevreden was dat ze eindelijk ter dood gebracht mócht worden. 

Toen ze richting de galg werd geduwd, zag Maria de rode driehoek op haar borstkas. Een verzetsstrijder, net als zij. 

"Laat dit een voorbeeld zijn voor jullie allen", voegde de jonge bewaker daar nog aan toe, alvorens hij teken deed naar het orkest. De akelige klanken van hoorns, violen en accordeons echoden over de executieplaats, terwijl de ter dood veroordeelde vrouw naar de galg geleid werd. Van op de allereerste rij zag Maria hoe ze haar eerste stapje op de trede zette. Ze hield haar adem in. Het muziekstuk werd luider en hoe vrolijker de tonen bij elkaar klonken, hoe killer de omgeving erdoor werd. De raaf fladderde over het doodse tafereel en streek neer op het dak van één van de grauwe barakken. 

Toen de vrouw de vier treden die haar naar de galg zouden leiden beklommen had, ging ze in het midden van het platform staan. Haar gelaat had ze in een angstige grimas geplooid; nu pas leek ze te beseffen welk lot haar te wachten stond. Maria bleef haar aanstaren en zich afvragen wat er in het hoofd van deze vrouw omging, terwijl een bewaker de strop die dreigend aan de balk daarboven bungelde rond haar iele hals schoof. Tranen stroomden over haar wangen, haar wijd opengesperde ogen tuurden angstig naar de witte horizon.

De bewaker die haar op het schavot geleid had en die ondertussen weer in de sneeuw naast de galg stond, brulde grinnikend: "Nog laatste woorden?" De melodieën van het orkest stierven weg en de Auschwitzvrouwen bleven achter in de lugubere stilte. 

De gevangene haalde bevend adem. Enkele vreemde klanken verlieten haar mond - Maria dacht dat het Frans was, maar het zou evengoed Italiaans of Spaans of Hongaars kunnen zijn - en hoewel Maria er geen touw aan vast kon knopen, begreep ze één ding: het waren strijdkreten; de vrouw gilde de woorden uit alsof haar leven er vanaf hing, met een woedende uitdrukking op haar ingevallen gezicht. Haar hese stem schalde over de open plek.

Irma, die naast haar was gaan staan en zowel Nederlands als Frans sprak, leunde wat dichter naar Maria toe. "Ze zegt: leve de vrijheid", vertaalde ze, met haar blik nog steeds op de tierende vrouw gericht. Verwonderd keek Maria om zich heen; enkele gevangenen glimlachten, of er verscheen een hoopgevende twinkeling in hun ogen. Niemand durfde echter met haar mee te roepen.

"Spreek Duits!" spuwde de bewaker en hij bonkte met zijn vuist op de houten balken van de galg om haar zo tot stilte aan te manen.

De gevangene sloeg zijn orders in de wind en bleef roepen. "Ze kunnen ons niet voor eeuwig vasthouden! Vrouwen, jullie moeten in opstand komen!" gilde ze - zo had Irma haar woorden later toch vertaald. 

"Duits!" brieste de bewaker nog een laatste keer. Toen de vrouw met de strop om haar nek maar bleef tieren "Leve de vrijheid, leve de vrijheid!" aarzelde de bewaker geen moment; hij bracht zijn gespierde handen naar de hendel aan de zijkant van de galg en trok eraan uit alle macht, zodat het luik waar ze op stond geopend werd en grond onder haar voeten wegzakte. Het gekrijs eindigde plotsklaps. De raaf vloog krassend over de executieplaats. 

Irma wendde haar blik af van het lichaam aan de strop, Eugenie schudde treurig haar hoofd, Theodora staarde geschokt voor zich uit en Maria slikte en fronste zorgelijk om deze gruwel. Het lichaam tuurde met halfopen mond en met witte oogbollen in de leegte, haar armen hingen stijf en met verkrampte handen langs haar lijf, haar sneeuwblanke voeten bungelden een halve meter boven de grond. Tijdens haar tijd in Auschwitz was haar huid zo dun en broos geworden dat de strop het vel van naar nek had opengereten; een dun straaltje bloed droop langs haar gebroken hals naar beneden. Maria vroeg zich af wat de naam zou zijn geweest van deze vrouw, die bruut van haar leven was beroofd, of ze misschien getrouwd was, of kinderen had die thuis op haar wachtten. Nooit zou ze die antwoorden krijgen, maar ze moest bekennen dat - toen de strop deze vrouw haar adem ontnam - een krankzinnig plan was opgeborreld in de krochten van Maria's hersenpan. Ze stootte Irma zachtjes aan; zij zou haar beslist begrijpen.

"Wa denkt gij?" fluisterde Maria in haar oor. 

Irma grijnsde verheugd. "Je hebt haar toch gehoord? We moeten het erop wagen."

En na het horen van die woorden klaarde Maria's gezicht op. Hoewel 1945 in mineur begonnen was, zou er dat jaar - nee, wat zeg ik: voor Maria zou het die maand al zijn - ten langen leste een eind komen aan alle verschrikkingen die de afgelopen jaren zoveel levens hadden geëist.

Het Geslacht Vuil GatWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu