Hoofdstuk 1.

419 23 8
                                    


'REN!' hoor ik hem roepen. 'ALICE, HOOR JE ME WEL?! REN!!'

Altijd dezelfde droom, dezelfde jongen, hetzelfde woord, ren.
Vroeger was een droom de betere versie van de realiteit, een veilige haven voor elfjes en feeën.
Nu dromen mensen niet meer, behalve de Uitzonderingen.
Voor mij is dromen niet zo speciaal, enkel een knappe gast die me zegt dat ik moet rennen. Versta me niet verkeerd, dat heeft ook zijn charmes. Het begint alleen een beetje vreemd te worden, ik heb nu al voor de zoveelste keer dezelfde droom deze maand en ik krijg zijn roepende stem maar niet uit mijn hoofd.

Ik staar terug naar het raam en hoop elke dag opnieuw om hier ooit weg te geraken.
Een nostalgisch gevoel overvalt me plots, want net op het moment dat ik door het raam kijk, zie ik een jonge zwaluw voorbij vliegen. Een dier waarvan je de foto terug kan vinden onder het woord 'vrijheid' in het woordenboek. Vrijheid, zo'n simpel woord, maar zelden een simpel doel...
Vroeger staarde ik wel vaker naar buiten, meestal in mijn oude huis. Door het kleine venster in mijn kamer kon ik het aangrenzende bos perfect bewonderen en als ik geluk had zag ik soms een verdwaalde eekhoorn of een wit konijn.

*PING*. De deur van mijn kamer gaat met een zachte klik open en geeft uitzicht op de gang. Er komt een man naar binnen gewandeld, uitgerust in een beschermend pak. Hij pakt me hardhandig bij mijn armen vast en sleurt me mijn kamer uit. Verzet is nauwelijks mogelijk, die wordt onderdrukt door mijn verbazing. Tien jaar heb ik in dezelfde ruimte doorgebracht en ik kan de neiging om een vraag te stellen niet onderdrukken. 'Waar brengt u me naartoe?' Ik word aan mijn kraag door de gang gesleurd. Voor omstaanders moet het waarschijnlijk een grappig beeld zijn, maar die staan er niet. De man is opvallend groot en mager, zelfs met het zware beschermingspak kan je dat zien. 'Excuseert u mij maar mag ik weten waar u me naartoe brengt?'
'ZWIJG.'
Dat is duidelijk, geen vragen meer.

Ik kantel mijn hoofd naar achter, zodat ik de man beter kan bekijken. Op zijn pak staat een naam geborduurd, maar het is te ver weg om het te lezen. Hij ziet er minder interessant uit dan ik dacht en ik draai mijn hoofd de andere kant op. Daar kijk ik recht in het gezicht van een meisje. Haar blonde haren vallen in glanzende golven langs haar hoofd en haar groene ogen staren me vol interesse aan. Daarnaast is haar huid redelijk licht en heeft ze een rozige blos op haar wangen. Ze ziet er schattig en tegelijk beeldschoon uit. Opeens komen we met een ruk tot stilstand voor een gigantische houten deur. Ik draai me nog snel om naar het vriendelijk kijkende meisje om haar te vragen of zij toevallig weet wat er aan de hand is.
'HE, STOP EENS MET JEZELF AAN TE GAPEN, VERDOMME!'
Door zijn harde stem en vooral de woorden die hij uitspreekt besef ik dat ik net mijn eigen spiegelbeeld een vraag ging stellen. Diepe zucht. Dat komt er dus van als je gedurende 10 jaar je spiegelbeeld niet gezien hebt. Een reden te meer waarom de koningin beter zou thuishoren in een gekkenhuis.
"Maar ik wil gewoon voorkomen dat je over jezelf droomt, liefje. Begrijp je me?"
Nee dus. Daardoor mag ik ook met niemand contact hebben, hoe minder mensen ik zie, hoe beter. Kortom minder mensen om over te dromen.
Wat een gezever.

De deuren vliegen onverwacht open en ik spring op van verbazing. Mijn spiegelbeeld ging niet de laatste verrassing van de dag worden.

Alice-Alive [ON HOLD]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu