Hoofdstuk 12.

140 14 3
                                    

Aarzelend klop ik op de houten deur en nog geen twee tiende seconde later is er een doorgang tot een indrukwekkende ruimte. En dan zie ik Augustijn zitten, ontspannen leest hij een boek in een fluwelen ligstoel tegenover een open haard. Een afspraakje in de bibliotheek. Hoe romantisch. Augustijn beweegt zich niet en blijft geconcentreerd naar zijn boek turen.
Ik kan misschien nog wegrennen. Subtiel draai ik me om en stap richting de deur. 'He!' Argh, te laat. Langzaam draai ik me weer een halve cirkel terug naar mijn oorspronkelijke positie. Zijn groene ogen tonen me dat hij verrast is en er ontsnapt een klein lachje uit zijn mond. 'Jij? Ben jij Alice?!'

'Toevallig wel ja.' Twijfelend kom ik dichter naar hem toe gewandeld en zet me tegenover hem in een brede leren zetel. Hij moet lachen en legt zijn boek aan de kant. Het boek trekt mijn aandacht en nieuwsgierig lees ik de titel. 'Alice in wonderland?' Weer lacht hij bescheiden en bekent iets dat ik niet van hem verwacht had. 'Nou ja, ik moest toch op je wachten en toen zag ik een boek dat toevallig jouw naam in de titel had...' Moeilijk toegegeven, maar dat was best wel schattig. Toch?
'En is het een beetje de moeite?'
'Ja, het is zeer vreemd, maar dat past wel bij jou.'
'He!' Ik leun voorover en probeer hem een harde stomp tegen zijn schouder te geven. Behendig ontwijkt hij die (natuurlijk, wat had ik anders verwacht?), waardoor ik mijn evenwicht verlies en bijna op het kleine houten koffietafeltje val. Maar Augustijn springt onmiddellijk recht en vangt me voorzichtig op, zodat zijn sterke armen stevig rond mijn middel zitten. 'Sorry, hoe onha-handig van me...' Ik stotter en hij lacht aarzelend, terwijl hij zijn handen zenuwachtig terugtrekt. 'Geeft niets, ik had mijn charmant gezelschap niet vreemd mogen noemen.' Hij knipoogt en ik lach terug, maar de onhandigheid komt direct terug wanneer ik een stap naar achter zet en daardoor over het omgevallen koffietafeltje struikel. Het ergste is nog dat ik hem daarbij ook nog meetrek in mijn val. Ik gil op het moment dat we samen in de leren zetel neerploffen en ben blij hoe Augustijn mij opnieuw opvangt om te voorkomen dat ik weeral val. 'Wel ik geef je nu officieel het recht om me wel zo te noemen. Wat heeft dat verdomde koffietafeltje toch tegen mij?' We liggen samen tegen elkaar geplet en er ontsnapt een warme lange lach uit zijn mond. 'Alice toch.' Even kijk ik hem recht in zijn herkenbare ogen en vraag me af hoe hij de zoon kan zijn van zo'n monster.
'Is er iets?' Bezorgd kijkt hij me aan en zijn blonde haar ligt in de war, waardoor hij er prachtig uitziet. 'Ik vraag me af hoe jij overleeft in deze gevangenis.' Ik herken dezelfde kwelling van jarenlang niet buiten geweest te zijn in zijn begripvolle ogen en hij neemt me stevig vast in zijn armen. 'Door mensen, die me het gevoel geven dat vrijheid toch geen onbereikbaar doel is. Door mensen zoals jij.' Zacht fluistert hij het in mijn oor en er wellen tranen op in mijn ogen die ik snel weer inslik. Waarom word ik toch zo snel emotioneel? Misschien omdat ik half geplet tegen de tweede knapste persoon in de wereld lig en hij net de woorden fluistert waarnaar ik al heel mijn leven op zoek ben? Nah, waarschijnlijk niet.

Een tijdje is het stil en liggen we ontspannen in elkaars armen. Ik kan het niet laten om mijn gedachten even te laten afdwalen naar Pepijn, die nu waarschijnlijk depressief tegen een muur geleund staat. 'Alice?' Ik hef mijn hoofd op om hem in zijn ogen te kijken. 'Ja?'
'Hoe heb jij overleeft al die jaren?' Een tijdje staar ik hem stil aan en ik durf geen woord meer uit te spreken, maar hij dwingt me onbewust zonder woorden. Argh wat is hij toch irritant. Ik wend mijn hoofd af en kijk naar het verdoemde omgestoten koffietafeltje, dat naar me zit te grijnzen (voor zover tafels dat kunnen) en ik slaak een diepe zucht. 'Door mensen die me laten lachen zonder dat ik het wil, huilen zonder reden en agressief maken met één simpele zin. Zij geven me het gevoel dat ik leef buiten de grenzen die de koningin me oplegt. Mensen zoals jij.' Dat laatste fluister ik zo zacht en stiekem hoop ik dat hij het niet zou horen. Ik draai me om, zodat ik hem aan kan kijken en zijn reactie bestaat gewoonweg uit een kleine glimlach op zijn iets té perfecte mond. Plots leunt hij voorover waardoor de afstand tussen ons beiden maar enkele centimeters telt en zegt iets dat ik weeral niet verwacht. 'Vreemde Alice toch.'
'Ik ben niet vreemd kameraad, mijn realiteit is gewoon anders dan de jouwe.' Vervolgens neemt hij mijn hoofd teder vast en mijn mond vormt een glimlach waarbij mijn mondhoeken zeker 2 centimeter stijgen. Hij staart me zo lang aan, dat ik me ongemakkelijk begin te voelen. 'He, stop eens met me zo aan te-' Ik kan mijn zin onmogelijk afmaken, want Augustijn smoort mijn gepraat al met een kus. Zeer voorzichtig kust hij me en ik kus tegen zijn verwachting in niet terug. Dan slaat hij zijn armen rond mijn middel en drukt me dichter tegen hem aan. Onhandig trek ik mijn hoofd terug om hem aan te kijken. 'He! Rustig aan kameraad, wie denk je wel niet dat je bent.' Eerst kijkt hij me verrast aan, waarna hij me een speelse lach toewerpt. 'Het spijt me prinses, je ziet er nu eenmaal uit om op te eten.'
Ik trek me nog een stuk terug en kijk hem kwaad aan. Wat is dat nu weer voor antwoord?
'Wel we kunnen er nu eenmaal niet allemaal perfect uitzien,' zeg ik kattig.

Dan onderbreekt een zacht geklop op de deur ons gekibbel. Snel maak ik me los uit Augustijns armen en zet me recht in de zetel. Versuft kijkt Augustijn richting de deur en het volgend moment gaat het houten geval met een traag gekraak open. Olivia komt aarzelend de kamer ingewandeld en doet een teken naar me. 'Alice, je moet nu meegaan.' Snel sta ik recht en stap in een hoog tempo naar de deur. Ik draai me om naar Augustijn en ik zie hoe zijn blik op mij valt. Ook hij staat recht en volgt me naar de deur. 'Tot de volgende keer prinses.' Hij knipoogt en leunt nonchalant tegen de muur naast de deuropening. 'Tot dan kameraad.' Ik geef hem een stomp tegen zijn schouder die deze keer wel goed aankomt. 'Auwch.'
'Die had je nog tegoed van daarnet.' Zonder te wachten op een antwoord volg ik Olivia, ik hoor enkel nog een zacht gelach wanneer de deur achter me toevalt.
'Kan je me uitleggen waarom je mouw gescheurd is?' We staan in de lift en Olivia werpt me een kritische blik toe. 'Liever niet.'

Alice-Alive [ON HOLD]Where stories live. Discover now