Hoofdstuk 5.

190 21 3
                                    

De stad is verlaten. Vanuit het raampje van ons voertuig bestudeer ik de ruime marktplaats. Er is niemand te bekennen op het plein en vanuit de straten komt geen enkel geluid. Ik stap tegelijk met Penelope uit en ik zie aan haar gezicht dat ze de stilte in de stad niet opmerkt. 'Is het altijd zo stil hier?' Mijn stem verlaagt zich tot een zacht gefluister en ik zie haar hoofd van boven naar onderen bewegen. 'Er zijn vaak opstanden tegen het beleid van de koningin. Wanneer ze in de stad is blijft de meerderheid liever binnen.' Penelope lijkt goed op de hoogte te zijn van de toestand in de stad.
'Opstand? Daar weet ik niets van.' Eerlijk gezegd ben ik echt verrast door wat ik net te horen krijg en even vergeet ik mijn stem te dimmen. 'De koningin buit het volk uit. Iedereen moet torenhoge belastingen betalen voor de dure feestjes en spullen van hare majesteit.' Vandaar haalt ze dus al dat geld, ik vroeg me al af hoe ze alles organiseerde.
'Wat staan jullie daar te staan! We hebben veel werk voor de boeg!' Hare majesteit komt vanaf de andere koets op een zeer elegante manier naar ons toe, voor zover dat kan met een gebroken been.
'Druk hem in als jullie hem gevonden hebben, we verliezen veel kostbare tijd als we allemaal tezamen gaan zoeken.'
De koningin overhandigt Penelope een soort van rode knop en kijkt haar streng aan. 'Of als ze ervan door wil.' Zelfs wanneer de koningin fluistert, is haar stem luider dan de gemiddelde mens. 'Daarom heb ik ook besloten dat jij en Alice het rechterdeel van de stad verkennen en dan onderzoeken ik en Mr. De Haes de linkerkant van de stad.' Bij die woorden rent de mollige rechterhand van de koningin naar ons toe en bekijkt haastig zijn horloge. 'Inderdaad, we hebben nog maar 5 uur en 5 minuten voor de zon ondergaat.' Penelope en ik vertrekken in een sloom tempo naar de rechterkant van de stad.

'Dus... Hoe ziet die droomjongen er eigenlijk uit?' Haar woorden hebben een onmiskenbare nieuwsgierige ondertoon en ik probeer subtiel haar vraag te ontwijken.
'Was jij er dan niet bij wanneer ze de beelden bekeken heeft?'
'Nee, natuurlijk niet! Hare majesteit bekijkt ze altijd alleen, meestal de dag nadat jij je droom hebt gehad.' We wandelen samen door een smal straatje met in elkaar gezakte rijhuisjes, die leunend steun zoeken bij elkaar. Penelope kijkt voortdurend nerveus om haar heen en draait haar hoofd alle kanten op, ik kan enkel genieten van de verfrissende buitenlucht en het ouderwetse stadje. Na een tijdje begint haar gedrag me te ergeren, dus onderbreek ik haar gedachtengang. 'Is er iets aan de hand?'
'Nee, nee alles ok.' Maar ze blijft doordoen met het heen en weer draaien van haar hoofd, op zoek naar iets dat ik duidelijk niet zie. 'Eerlijk gezegd... Mijn familie woont hier niet ver vandaan en ik vroeg me af of ik ze misschien tegen zou komen.' Ze zegt het zo hoopvol, maar die kans is miniem, aangezien er toch niemand naar buiten gaat als de koningin er is. Opeens herinner ik me dat ik ook familie heb die hier woont. Zouden mijn vader en moeder nog altijd in hetzelfde rijhuisje aan het bos wonen? Het kan toch geen kwaad om er even te passeren en gedag te zeggen. 'Waarom gaan we niet die kant op?' Ik wijs in de richting van het bos en ik merk aan het gezicht van mijn lijfwacht dat ze twijfelt. Ze heeft toch geen keus, ik neem haar pols vast en trek haar mee. 'Straks moeten we toch een paar huizen binnen, die jongen moet hier toch ergens zijn.' Aangekomen aan de rand van het bos, proef ik haast de geur van dennenbomen. Ik zet een stap richting de prachtige bomen, die mijn naam roepen met hun bladeren. 'Kom, we gaan deze kant op.' Ik neem Penelope opnieuw bij haar pols vast en sleur haar het doolhof van bomen in. 'Weet je, ik denk niet dat we die jongen in een bos zullen vinden.' Ze praat op een geërgerde toon en samen zoeken we een weg tussen de vele dennenbomen, die altijd precies voor onze neus opduiken. Naast het geluid van ritselende bladeren vangen mijn oren nu ook een andere klank op. Het is een hard herhaaldelijk geklop en ik voel het ritme overeenkomen met het kloppen van mijn hart. Omdat de laatste keer dat ik buiten liep al eeuwen geleden is en ik eindelijk de vrijheid en het avontuur kan smaken in mijn mond (een mengeling van fruit en ijs en chocolade, gewoon heerlijk), ren ik richting het geluid. Aangedreven door nieuwsgierigheid, negeer ik hoe Penelope mijn naam roept. 'Alice, wacht! Wat doe je? In hemelsgodsnaam Alice blijf hier!' Ik blijf rennen en voel hoe mijn ademhaling steeds onregelmatiger wordt en mijn voeten de tel verliezen.

Plots kom ik met een ruk tot stilstand op een open plek en bemerk ik de persoon die het geluid produceert. Het "geklop" dat ik hoorde, is afkomstig van een bijl die hard neergeslagen wordt op een stuk hout.
En de persoon die achter dit geluid schuilgaat, kijkt me vragend aan met zijn betoverende bleke ogen.
Het eerste teken dat dromen werkelijk bestaan.

Alice-Alive [ON HOLD]Where stories live. Discover now