Hoofdstuk 10.

182 14 12
                                    

De enige werkende lamp die je geen hoofdpijn bezorgd met steeds een schijndood uit te voeren, werpt zijn licht op een jongen. Eerst kijkt hij ons met gefronste wenkbrauwen aan en vervolgens komt er een vriendelijke glimlach tevoorschijn. Het is geen wachter, want dan zou hij het bekende verplichte blauwe uniform dragen. Even begin ik mijn kansen te overwegen, als we hem bewusteloos slaan dan kunnen we hier misschien sneller weggeraken... Maar dan zal ik alsnog moeten uitleggen aan de koningen wat ik hier te doen had en haar er waarschijnlijk ook nog eens van overtuigen dat ik niet samenzweer met de gevangenen.

'Wat doen jullie hier?' De jongen die eerst nog bij de liftdeuren stond, staat nu recht voor me en kijkt eerst mij en daarna Olivia vragend aan. Olivia ziet er zeer bleekjes uit en ik besef dat ik haar in een nare positie heb gebracht. 'Euhm, we zijn een beetje verdwaald.' Opnieuw maken zijn gefronste wenkbrauwen plaats voor een speels lachje. 'O ja, want iedereen verdwaalt wel eens in de kerkers van het paleis.' Dit ging nog moeilijker worden dan ik dacht. Ik draai me haastig om naar Penelope en aan haar gezicht te zien, heeft ze ook net een wereldwonder gezien. 'Oh wat onbeleefd van me om
mezelf niet voor te stellen. Augustijn, aangenaam.'
'Aangenaam, wel kan je ook zo vriendelijk zijn om ons de weg terug te wijzen?'
'Ik zou alles doen om in jouw charmant gezelschap te kunnen blijven.'
Ik doe gewoon even alsof ik dat niet gehoord heb en volg hem in een hoog tempo richting de lift. Hij stelt zich er blijkbaar ook geen vragen bij waarom ik een dienstmeisje bij me heb en drukt de knop van de tweede verdieping in. Voor het eerst sinds de verschijning van de mysterieuze jongen zegt Olivia iets. 'Eigenlijk slapen wij op de 3de verdieping.'
'Ik dacht dat de meeste dienstmeisjes op de 2de sliepen?'
'Nou ja, er was een plaatstekort.' Ik probeer mijn stem zo neutraal mogelijk te houden en zijn groene ogen lijken dwars door me heen te gaan.
Hoewel zijn gezicht nog steeds die gefronste wenkbrauwen tevoorschijn tovert en hij onbewust op zijn lip bijt, is hij redelijk knap. Niet Pepijn-knap, maar hij heeft wel een bepaalde charme. Hij heeft net zo'n kapsel als Pepijn, maar dan met prachtig gouden lokken. Zijn lach is betoverend en als hij langs me staat merk ik dat hij precies een hoofd groter is dan mij. Ach ja, ik promoveer hem officieel tot Pepijn-knap. Opnieuw betrap ik mezelf erop dat ik met mijn droom-jongen in mijn hoofd zit. Beheersing Alice, beheersing.

*PING* de liftdeuren springen open en ik ben zo diep in mijn gedachten verzonken dat ik niet eens Olivia in mijn rug voel duwen. 'Wel ik moet nog een paar verdiepingen hoger. Misschien tot nog eens, prinses.' Net voor de liftdeuren sluiten zie ik hem nog knipogen naar me.
'Pff, wie denkt hij wel niet dat hij is?!' Ik doe net alsof ik zijn compliment van net niet gehoord had en tegelijk staart Olivia me vol onbegrip aan.
'De prins Alice, de prins.'

Alice-Alive [ON HOLD]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu