Hoofdstuk 2.

307 22 2
                                    

Ik word hardhandig (weeral) de grote zaal ingesleept. Nadat Rudy letterlijk met mij de vloer dweilt, zet hij me neer voor het grootste meubelstuk in de zaal. Een prachtige leunstoel staat op een verhoging in het midden van de ruimte. Hij is bekleed met rood fluweel waarop een motief van kikkers geborduurd is en straalt een vorm van macht uit. Ze wil gewoon mensen imponeren, hou ik mezelf voor wanneer ik mijn hartslag voel versnellen.
Op deze troon zit een even indrukwekkende vrouw, haar rosse haren zijn opgestoken op de vreemdste manieren en boven op haar hoofd is een bladgouden kroon geplaatst. Naast haar ligt een grijze wolf met een babyroze halsband, hij leunt lui tegen de poten van haar troon. Het contrast tussen de koningin en haar huisdier is te groot om ze gewoon naast elkaar te zien zitten. Zij is zo smal en fragiel, terwijl je de bijtcapaciteiten van die wolf niet hoeft te onderschatten .

Zoals altijd ben ik nogal snel verveeld en verplaats ik mijn aandacht naar de gigantische ramen. Wanneer zal ik hier eindelijk wegraken, wanneer kan ik weer beslissen wat ik wil doen met mijn leven.
'Majesteit, hier is het meisje, zoals u gevraagd had.' Rudy probeert zo lief mogelijk te lachen en wijst verlegen mijn kant op. Oh, dus hij kan toch vriendelijk zijn, ik heb net een nieuwe kant van Rudy ontdekt. 'Dat had ik al gezien toen je hier binnenstormde, maar toch bedankt om me eraan te herinneren.' De koningin haar stem klinkt opmerkelijk kalm en ze geeft Rudy een formeel knikje. Hij maakt een diepe buiging, waarbij zijn neuspuntje enkele centimeters van de vloer verwijderd is en haast zich daarna zo snel mogelijk uit te voeten. Ik volg zijn voorbeeld, totdat hare majesteit mij weer op mijn plaats wijst.
'Lieve, lieve Alice, ik weet nog de dag dat je hier aankwam, levendig en met een uitgebreide fantasie.' Haar lachje is zuinig, net alsof ze niet te vriendelijk wil lijken.
'En die heb ik nog steeds, mijne majesteit.' Ik neem Rudy's lieve lach over, maar blijkbaar werkt het geen tweede keer bij haar. Zuchtend laat ze haar oogleden naar beneden zakken en volgt ze mijn blik naar het raam. Er valt een lange stilte van onuitgesproken woorden tussen de koningin en ik. Mijn voeten stampen een gelijkmatig ritme op de marmeren tegels en ik heb geen flauw idee waar dit gesprek naartoe moet leiden.

'Alice liefje, het is al een tijdje geleden dat je me geholpen hebt. Of ben je al vergeten waarom je hier bent?'
'Dat ben ik niet mevrouw, ik bedoel mijne majesteit.' Ik probeer mijn woorden te versterken door een buiging te maken, waarbij ik bijna over mijn eigen voeten struikel. Ze roept me met een korte "op" snel terug tot de orde.
'Waarom heb ik dan geen flauw benul over wat er de komende maanden, jaren gaat gebeuren?' Ze verheft haar stem en dat is geen goed teken. 'Het enige waar je de laatste tijd over droomt is die jongen!' Dat laatste woord spuugt ze uit, alsof het gif is in haar mond. 'Majesteit, ik beslis niet wat ik droom en ik heb er ook geen vat op.' Nadat ik de woorden heb uitgesproken zucht ze nog dieper en schudt hevig haar hoofd, alsof ze vreselijke hoofdpijn heeft.
'Ik weet niet wat ik hiervan moet denken... Je hebt toch geen geheime liefde?' Ik zit al een eeuwigheid weg te kwijnen in eenzaamheid en dan zou ik een geheime liefde hebben? Waarom ook niet.
'Ik meld u wel als er iets belangrijks zal gebeuren, ik beloof het.'
'Alice, je zit al maanden met hem in je hoofd en in die tijd heb ik al een gebroken been gehad en 2 gekneusde vingers!' Ze tilt haar veelkleurige baljurk met moeite op en toont het in doeken gewikkelde been. 'Dit had jij zeker moeten zien aankomen in je droom!' Ze slaakt voor de tweede keer een diepe, diepe zucht en laat zich achteruitvallen in haar stoel. Die zucht begint haar handelsmerk voor ergernis te worden besef ik.
'Ik weet niet wat ik hiervan moet denken Alice, je bent me zeer kostbaar, we moeten gewoon op de een of andere manier die jongen uit je hoofd krijgen...Zodat je weer de belangrijke visioenen ziet... Die over mij weet je wel.' Ze wijst nadrukkelijk naar zichzelf. Ja ze is knettergek. 'Wat wilt u dan doen?'
'Ach lieve schat, we zullen die jongen moeten zoeken... En doden, liefst zo snel mogelijk.'
'Maar... U weet niet eens hoe hij eruit ziet.' Natuurlijk weet ze dat, bij mijn aankomst is er een chip ingeplant, ik ben gewoon gehecht geworden aan de jongen die ik iedere nacht in mijn dromen zie. Waarschijnlijk is het een oude kennis van me, een jongen waar ik vroeger mee op school zat. En niemand verdient het om nutteloos te sterven in belang van een ander. 'Alice gedraag je niet zo dom, je weet best wel hoe ons systeem werkt.' Ze knipoogt naar me alsof we een geheim delen, waar niemand iets over mag weten. 'Morgen vertrek ik naar de stad, de jongen in je visioenen moet je kennen van vroeger, anders kan je er niet over dromen. En jij gaat mee.'
'Ik?' Een dubbel gevoel overvalt me, het is de eerste keer in jaren dat ik naar buiten zal gaan. Ik krijg voor het eerst in al die jaren afzondering het gevoel een kans te hebben.
Een kans om mijn ouders terug te zien.
Aan de andere kant gaan we morgen misschien een jongen vinden, die een minder goede toekomst te wachten staat.

Alice-Alive [ON HOLD]Where stories live. Discover now