Hoofdstuk 18

59 1 6
                                    

We zitten in de wagen, op weg naar mijn vader. Het is doodstil in de wagen, tot ik de stilte verbreek, “mam, weet pap hier eigenlijk al van,” vraag ik? Mijn moeder kijkt me aan en zegt: “ja papa weet hiervan, maar we vonden het beter je niks te vertellen.” Ik ben eigenlijk niet tevreden met het antwoord maar ik laat het er gewoon bij.

Na een tijdje zijn we bij het gebouw. “Kom maar mam,” zegt Luke. Mijn moeder knikt en volgt Luke het gebouw in tot aan de gang waar ik daarnet ook alleen heb moeten gaan. “Ga maar,” zegt Luke. Mijn moeder kijkt nog even achterom naar mij, en ik doe een knikkend gebaar en mijn moeder stapt door naar de deur. Voor ze naar binnen gaat kijkt ze me nog even aan en stapt dan de kamer in.

Het lijkt wel een eeuwigheid voor ze naar buiten komt. Wat ik natuurlijk wel kan begrijpen, ze hebben veel bij te praten. Ondertussen praat ik even apart met Amadeo.

“Dus hoe heet mijn vader zeg je?” vraag ik.

“Carlisle.”

“Oké, euh Carlisle dan.”

Plots gaat de deur open en iedereen schrikt op. Mam komt naar buiten en iemand volgt haar. Het is mijn vader. Beiden kijken ze bang. “Mam wat is er?” vraag ik. Ik krijg geen antwoord, maar dan zie ik het, er komt nog iemand mee naar buiten. Hij houd mijn beide ouders onder schot. Mijn adem stokt als ik kan zien wie het is. Ik kijk bang naar Amadeo, en daarna weer terug naar mijn ouders.

“Rustig maar iedereen, ik doe niemand kwaad als ik krijg wat ik wil”, zegt de man.

“En wat is dat dan?” vraag ik.

“Jou”, zegt hij met een schorre ondertoon die heel mijn lichaam doet rillen.

“Oké, ik ga wel met je mee, zolang je mijn familie maar met rust laat”, zeg ik.

En ik stap naar de man toe. Zijn wapen gaat van mijn ouders naar mijn hoofd. Hij grijpt me vast en duwt de revolver tegen mijn schedel.

“Als jullie mij durven te volgen, of de politie in te schakelen weet ik niet wat er zal gebeuren met dit kind.”

“Ik ben geen kind”, zeg ik brutaal. Iets wat ik beter niet had gedaan want ik zie nog net de kolf van de revolver omhoog gaan, en ik voel hem neerkomen op mijn hoofd, alles wordt zwart.

Ik hoor stemmen, vele stemmen, allemaal praten ze door elkaar. De ene stemmen roepen Aimee, de andere Louise. De stemmen komen me bekend voor. Ik zie niet vanwaar de ze komen, in feite zie ik niks. Plots is er een felle lichtstraal, ik kijk de kamer rond, ze is klein met alleen een bed in de hoek van de kamer. Ik kijk nu richting de bron van het plotse licht. In de deuropening staat een man, groot maar niet dik. Hij komt me bekend voor maar ik weet niet van waar. De man komt op me afgestapt en schud me door elkaar…

“Louise, Louise?” hoor ik iemand in mijn oor fluisteren. Ik schrik recht, maar meteen begint mijn hoofd te bonken. Ik ga met mijn hand naar mijn achterhoofd en schrik als ik daar een enorme bult voel.

“Doe maar rustig”, zegt de stem.

“Waar ben ik?” vraag ik.

“Je bent bij een goeie vriend van mij.”

“En ken ik die vriend van jou?”

“Misschien”, zegt de man en loopt de  kamer uit.

Plots herinner ik me alles terug, mijn moeder die mijn vader leerde kennen, de man met de revolver…

Ik word uit mijn gedachten opgeschrikt door de deur die open vliegt. Het plotse felle licht doet pijn aan mijn hoofd en ogen. Ik kan niet op mijn gemak wennen, want ik word recht getrokken. Voor een kort moment kijk ik recht in de ogen van de man die ik hoogsteigen van de trap heb laten vallen. Hij kijkt me met een gemene grijns aan.

Je bent nooit alleen./ Liefde en haat, vrede en oorlog.Where stories live. Discover now