hoofdstuk 17

48 1 3
                                    

Ik zit in een huis, samen met mijn moeder. Plots komt er een man binnen, het is mijn vader, niet die die nu bij mijn moeder is maar mijn biologische vader die ik gisteren heb ontmoet, hij komt naast ons zitten.

Vader: “Jullie moeten vluchten.”

Moeder: “Waarom?”

Vader: “Jullie leven is in gevaar.”

Ik: “Wat is papa aan het zeggen.”

Moeder: “Ga snel om je jas”

Ik: “Oké.”

Ik ga om mijn jas, als ik terug beneden ben, hoor ik schoten, ik begin te gillen maar iemand houd zijn hand voor mijn mond: “rustig, het is ik maar, kom met me mee we moeten hier zo snel mogelijk weg.” Als ik achter me kijk zie ik dat het mijn moeder is. Ik knik.

“Wat moet er dan gebeuren met mijn broers?” vraag ik.

“Maak je geen zorgen, papa zal wel voor ze zorgen,” zegt mijn mama.

“Mag ik nog even dag zeggen tegen Amadeo?”

“Nee, we moeten echt weg,” zegt mijn moeder en ze trekt me mee naar buiten. Mijn moeder blijft maar rennen, en ze trekt mij met zich mee.

Ik schiet wakker, ik adem zeer snel in en uit. “Gaat het met je,” zegt iemand en ik schrik, het is Amadeo. “Je bent wakker,” zeg ik opgewekt en ik vlieg hem om de hals. “Ja al een paar uur,” zegt hij. “Dan heb je alles gehoord,” vraag ik en hij knikt. “Wat was er wel met je?” “Ik denk dat ik daarnet een flashback heb gehad, een soort herinnering over jullie,” zeg ik. “Wat gebeurde er in je flashback,” vraagt hij? “Ik denk dat het, het moment was waarop wij, ik en mijn moeder, moesten vluchten,” zeg ik.

“Oh, dus het waren enkel jouw vader en moeder die erin voorkwamen?”

“Nee, ik heb ook jouw naam gezegd.”

“Oh, en wat deed ik?”

“Ik vroeg gewoon aan mijn moeder of ik afscheid mocht nemen van jou, kan het zijn dat ik jou graag had?”

“Ja, ik was jouw favo broertje, en jij was mijn favo zusje,” zegt hij en ik glimlach.

“Mag ik eigenlijk ooit terug naar mijn normale leventje?”

“Ja tuurlijk, je mag hier weg wanneer je wil.”

“Had mij dat dan eerder gezegd, dan was ik al lang weer naar huis gegaan om mijn moeder om haar daarna terug mee te nemen naar hier.”

“Wacht even,” zegt Amadeo en hij drukt op een rood knopje naast zijn bed. Even later komen Otto, Luke en Para de kamer binnen. “Is er iets,” vraagt Otto?

“Ja, onze zus wil graag naar huis, maar maak jullie geen zorgen ze komt nog terug.”

“Ja, mag ik anders jullie nummer, dat zou handiger zijn dan kan ik jullie bereiken als ik terug naar mijn vader wil komen,” zeg ik en iedereen knikt. Otto schrijft iets op een papiertje en geeft het aan mij, alle nummers en namen staan erop. “Dankje,” zeg ik. “Geen probleem.”

Ik geef Amadeo nog snel een knuffel en loop daarna met mijn andere broers naar buiten. “Stap maar in,” zegt Luke.  Ik stap in een mooie klassieke Ford Mustang. Onderweg naar mijn ‘ouders’ praten we over vanalles en nog wat, ik heb namelijk nog veel in te halen na negen jaar. Ook al ken ik deze jongens nog maar net, het voelt echt wel vertrouwd.

Mijn moeder zei me vroeger altijd dat een bloedband een band is die nooit verbroken kan worden. Na een tijdje zie ik de exclusieve woonwijk opdoemen. “Wow, jij hebt het ook geluk gehad met moeder,” zegt Luke.  Ik knik eens, omdat ik niet echt weet wat ik daarop moet antwoorden.

“Stop, hier is het,” zeg ik tegen Otto, die achter het stuur zit.  Hij zet de wagen op de oprit en ik stap uit, snel ren ik richting de voordeur en bel aan. Het is mijn moeder die de voordeur opendoet, en van het moment dat ze mij ziet komen er tranen in haar ogen. “Aim, ik heb je zo gemist, waar heb je al die tijd gezeten,” vraagt ze?

“Mam, ik wil je aan een paar personen voorstellen, dit zijn Lucas, Ottavio en Paraguiano, mijn broers,” zeg ik. “Mijn moeder kijkt me verbaasd aan, maar loopt dan toch naar mijn drie broers, die zich duidelijk aan de zijlijn houden, en neemt ze in een grote omhelzing. “Weten jullie hoe hard ik jullie gemist hebt,” zegt ze en ze begint te snikken. “Wij jou ook moeder,” zeggen ze alle drie in koor. “Zeg maar gerust mam hoor.”

De hele avond praten we nog door over van alles, vooral mijn moeder die het woord voert, wat ik natuurlijk ook wel kan verstaan, ze heeft namelijk veel in te halen. “Mam, wil je pap nog eens zien,” vraag ik? Mijn moeder kijkt me verbaasd aan. “Ja tuurlijk, wanneer vertrekken we,” zegt ze na een tijdje verbaasd naar me te staren. “Nu stel ik voor.”

hallo lezertjes, ik weet het het is een kort hoofdstuk maar ik zal het inhalen met het volgende hoofdstuk.

greetz @kilol1234

Je bent nooit alleen./ Liefde en haat, vrede en oorlog.Where stories live. Discover now