Hoofdstuk 6

63 2 0
                                    

Hoofdstuk 6

Het is weekend dus loopt mijn wekker 1uur later af dan anders . Ik word wakker. Als ik beneden ben zie ik een compleet ontbijt klaarstaan. Ik loop naar mijn mama en geef haar een kusje waarna ik net hetzelfde doe bij mijn pa. Dan ga ik zitten en begin te ontbijten. Als ik klaar ben begin ik af te ruimen maar mijn ouders zeggen dat ik me mag gaan klaarmaken. Dus ik loop naar mijn kleerkast om een bikini en een topje en rokje. Ik ga naar de badkamer en neem een snelle douche. Als ik helemaal klaar ben ga ik naar beneden want Yoshua kan der binnen enkele minuten zijn. Ik zie dat mijn ouders alles in een zak hebben gestoken: handdoeken, zonnecréme en nog een heleboel andere dingen. Ik zie ook dat mijn ouders al helemaal klaar zijn om te vertrekken. “Zijn we door.” Zegt mijn mama. “Mam we moeten nog wachten op Yoshua.” En net op dat moment gaat de bel. “Ik ga wel.” Zeg ik en ik loop naar de deur. “Heey schatje.” Zegt hij en hij geeft me een kusje. “Heey kom binnen, mam pap dit is Yoshua.” Zeg ik. “Hallo jongeman.” Zegt mijn pa en hij geeft hem een hand. “H-halo meneer.” Zegt Yoshua een beetje onzeker. “Zeg maar gewoon Patrick hoor.” Zegt mijn pa. “O-oké.” Zegt hij. “Goed kunnen we dan vertrekken of we komen nog telaat.” Zegt mijn mama haasterig. We gaan met zen allen naar de auto. Ik en Yoshua zitten achteraan naast elkaar, met onze vingers in elkaar gevlochten. “Heb je er een beetje zin in.” Vraag ik. “Ja tuurlijk en jij?” “Ook hé, een hele dag samen met mijn ouders en met jou. Er is niets leuker dan dat.” Zeg ik. Na een lange rit van ongeveer 1uur en 30minuten zijn  we eindelijk aan de zee. Ik stap uit, ik voel me een beetje duizelig. Maar dat gaat alweer snel over. Ik loop hand in hand met Yoshua als we op het strand naar een plekje zoeken om te zitten. Als we eindelijk een plekje gevonden hebben leg ik een handdoek en plof me neer. “Phieuw wat is het warm vandaag.” Zeg ik. “Ja hé, gaan we zwemmen?” vraagt Yoshua. “Ja tuurlijk. Mag ik mam.” “Tuurlijk mag je.” Zegt ze. “Om ter snelst in het water.” Zeg ik en ik storm weg. Ik moet slalommen tussen de mensen. Ik kijk achter me, maar ik zie Yoshua niet. Plots zie ik hem, hij is al een heel stuk verderop. Tegen dat ik in het water ben is hij al aan het  zwemmen. Hij komt naar me toe gezwommen. “Gewonnen.” Zegt hij, hij hijgt niet eens. “Man wat heb jij een uithoudingsvermogen.” Zeg ik hijgend. Hij begint te lachen. “Kom je nog in het water of wat.” Zegt hij. Ik begin te lachen en ga het water in. Na een kwartiertje zwemmen heb ik er genoeg van. “Ik ga een ijsje halen.” Zeg ik. “Moet ik mee?” “Nee hoor, ik ben geen klein kind meer .” Zeg ik lachend gewijs. “Mam, mag ik een beetje geld voor een ijsje.” Vraag ik. “Tuurlijk, hier heb je 10 euro.” “Dankje.” En ik ga de dijk op, er loopt hier veel volk. Als ik eindelijk een ijskar gevonden heb loop ik ernaartoe. “2 Vanille ijsjes graag.” Zeg ik. “Dat is dan vijf euro” zegt de mevrouw aan de kassa. Ik geef een briefje maar zie dat dat een briefje is van vijfhonderd euro. “Oh sorry, verkeerde briefje.” Zeg ik. En ik geef snel het briefje van tien euro. “Hier is vijf euro terug.” Zegt de mevrouw vriendelijk. “Dankje.” Ik heb nu nog maar gemerkt dat er veel mensen me zitten aan staren. “Hier zijn je ijsjes.” “Dankje.” En ik loop zo snel mogelijk weg. Ik heb het gevoel dat ik gevolgd wordt. Ik begin sneller en sneller te wandelen. Maar nog steeds heb ik het gevoel dat ik achtervolgt wordt. Ik kijk achter me, maar zie alleen mensen die op hun gemak door de straat slenteren. Plots zie ik vier mannen mijn kant op rennen. Ik begin ook te rennen. Ik durf niet meer achterom te kijken. Maar ik vind gewoon mijn weg niet meer terug, er loopt hier zodanig veel volk dat ik de weg kwijt ben. Ik kijk nog eens om mijn schouder en zie dat de mannen verdwenen zijn. Ik vertraag mijn pas. Ik beslis om te wandelen anders ziet dat er een beetje verdacht uit. Plots zie ik de vier mannen vlak voor me. Ik blijf staan, ik durf niet meer te bewegen. Ik zie dat de mannen dichterbij komen. Ik draai me om en ren zo snel als ik kan weg. Ik kijk achterom maar ik had dat beter niet gedaan. Ik ren recht in één van die mannen zijn armen. Hij trekt me een zijstraatje in. “Help!!” schreeuw ik zo hard ik kan. Maar de man houdt zijn hand op mijn mond. “Ga je je mond houden?” Ik knik. Ik zie nu nog maar dat de andere mannen hier ondertussen ook zijn. “Ik ben ‘Kuga’” zegt de man die mij nog steeds stevig vastheeft. “En jij bent Aimee Delporte.” “Hoe weet jij dat en wat wil je van mij.” Zeg ik en ik trek en duw om me los te krijgen. “Rustig maar, ik ben van de FBI.” Zegt de man die dus blijkbaar ‘Kuga’ heet. “FBI, waarom heeft de FBI mij nodig.” Vraag ik. “Ik zal dat uitleggen op onze basis.” Zegt Kuga. En ik wordt vooruit geduwd. Er staat ondertussen een zwart busje voor het zijstraatje geparkeerd. Ik ga op één van de bankjes van het busje zitten. Kuga komt naast me zitten. Ik ben helemaal aan het trillen. “Je hoeft heus niet bang te zijn, nu ben je veilig.” Zegt Kuga. Maar ik voel me totaal niet veilig, wie weet wat staat me nu nog allemaal te wachten.

Je bent nooit alleen./ Liefde en haat, vrede en oorlog.Where stories live. Discover now