Hoofdstuk 17

205 20 4
                                    

De stem van de wachter snijdt door de gangen, laat de rilling over mijn lichaam lopen. Het is niet enkel meer meegetrokken worden door de blode dame, het is vluchten. Ik heb begrepen dat niet alleen Nora haar leven op het spel staat, ook het mijne. Zodra ze me in hun handen krijgen zal ik ondervraagd, mishandeld en misschien wel vermoord worden voor een antwoord. Ze mogen dan nog niet zeker weet dat ik hetzelfde geheim bewaakt, ze moeten wel iets vermoeden.

We gaan bochten om, rennen bediendes omver en proberen zo ver mogelijk weg te blijven van het geschreeuw. Aan de woorden van de schreeuwende wachters te horen zitten ze ons op de hielen. Bij elke bocht lijken er wachters bij te komen, zijn er meer voetstappen hoorbaar en wordt het geschreeuw luider. Mijn hart bonkt in mijn keel, zowel van de inspanning als van de angst. Er is een zekerheid in deze situatie, of ik kom hier weg of ik ga hier dood, er is geen enkele middenweg. Als ze me vangen ben ik dood, als ze me neerschieten ben ik dood. Elien vliegt een paar keer door mijn hoofd. Hoe erg ik de jongen niet achter wil laten, ik heb nu geen keuze meer. Het is nu niet meer hij of ik, het is ik of de dood. Mijn enige kans is hier weg te komen, ook voor zijn welzijn.

'Wat is de weg naar het dak?'. Terwijl we de vijfde bocht nemen schreeuwt Nora boven het geschreeuw van de wachters heen. Ik raak uit mijn gedachtes, struikel over mijn eigen voetstappen. Mijn enkel klapt dubbel, een gil verlaat mijn mond. Een pijn schiet via mijn voet door mijn gehele lichaam. Alsof iemand een mes in mijn huid heeft gepind, ermee draait totdat geen enkele zenuw over lijkt te zijn. Ik word direct misselijk en zie zwarte vlekken voor mijn ogen verschijnen.

'Blijf staan!'. Zo snel als het me lukt, probeer ik op te staan van de gangvloer. Ik schop mijn hakken uit. Ik kijk Nora aan, die aan de andere kant van de gang stilstaat. Mijn ogen schieten van de wachters, naar mijn voet, naar Nora. Ik zie de wachters in passen meter per meter dichterbij komen. Ik heb geen enkele keuze meer dan mijn magie door mijn aderen te laten stromen. Mijn levenslijnen kleuren zwart, mijn ogen veranderen naar hun duisteren kleur. Mijn vingers openen zich, focussen op de magie. Ik trek mijn handen door de lucht, laat de wind door mijn vingers naar buiten lopen. De eerste vijf wachters klappen als vliegen tegen de rechtermuur. Ik heb al zo lang mijn magie niet gebruikt dat het bijna lijkt alsof ik het verleerd ben. Het kost me veel moeite en energie. 

'Het zijn er twee!'. De woorden brengen rillingen over mijn rug, vertellen me dat ik geen enkele manier meer heb om me te verbergen. Mijn vader moet denken dat hij de hoofdprijs gewonnen heeft. Ik zet elk gevoel van pijn uit mijn hoofd, bijt erdoorheen als een leeuw in zijn prooi. Ik ren achter Nora aan, zover het me lukt. Ik beantwoord Nora haar vraag niet, ik ren enkel naar de deur. De eerste gang naar links, tweede naar rechts en de laatste naar links. De houten deur naar het dak verschijnt aan het einde van de gang. Het is onze enige uitweg, ondanks alle wachters in de torens. Ik weet dat zodra ik deze deur open er geen enkele weg terug is.

Ik houd kort halt voor de deur, trek hem aan zijn ijzeren handvat open en begin de lange stenen trap op te rennen. De pijn in mijn enkel is snijdend. Het snijdt door mijn gehele voet, via mijn aderen naar boven. Ik zou zweren dat hij in elk geval zwaar gekneusd is, al is het niet gebroken. Mijn gehele lichaam doet pijn. Mijn buik doet pijn van Christiaan zijn geschop, mijn wang van de klappen, mijn hoofd van alle problemen en mijn enkel van de val. Mijn lichaam voelt als een regelrechte blauwe plek, beurs en blauw. Ik duw de deur open naar het dak. De deur vliegt open in de wind, klettert tegen de muur. Nora rent achter me aan het dak op. Zodra ze deur door is pakt ze hem vast, duwt hem dicht een gaat ervoor staan. De wachters, die ons op de hielen zaten, bonken tegen de deur.

'Wat nu?', vraag ik angstig. Ik weet dat het geen minuten meer kan duren voordat de wachters in de torens de kanonnen en geweren op ons richten. Nora wordt naar voren geduwd door de deur, maar houd stand. Ik sta verstijft in het midden van het dak naar haar te kijken. Ze zet haar vingers tegen haar lippen en fluit. Het schelle geluid van haar adem langs haar vingers galmt langs het kasteel. Twee gigantische zwarte draken verschijnen aan de zijde van het bos. Dit is de eerste keer in meer dan een jaar tijd dat ik mijn draak Rave weer zie. Ik sta verstijft te kijken naar het dier.

'We moeten springen', meld Nora me. De ijzersterke vleugels van onze draken glijden door de lucht. Hun zwarte schubben glazen in het licht van de zon. Bijna vergeet ik het geschreeuw om me heen, totdat een eerste geweerschot langs het dak galmt. Ik schiet naar achter tegen de deur. Het harde gebonk en geduw tegen de deur maakt de situatie nog zenuwslopender. De kogels kletteren tegen de dakpannen, weerkaatsen tegen de muren van de torens. Onze twee draken komen steeds dichterbij. Ik heb de neiging te schreeuwen, hun te vertellen te vertrekken. Mijn grootste angst is dat een van die draken omkomt voor mijn ogen. Ze zijn onze enige uitweg, onze enige hoop.

'Op drie'. Ik kijk in de blauwe ogen van Nora, vormen een mengsel van angst en zelfvertrouwen. Ik adem diep in en knik. Het geduw tegen onze ruggen is inmiddels amper nog houdbaar. Ik moet mijn voeten hard in de dakpannen drukken en al mijn gewicht tegen de deur gooien om staande te blijven. 

'Één'. Een kogel beland voor onze voeten op het dak, kaatst tegen de muur boven ons.

'Twee'. Het eerste kanonschot galmt langs het grote gebouw.

'Drie'. Ik laat mijn handen los van de deur achter me, zet mezelf af met mijn voeten. Mijn voeten glijden over de dakpannen, de koude stenen voelbaar. De deur achter ons springt open, geschreeuw van de wachters achtervolgt ons letterlijk. De kogels vliegen voor mijn voeten op de dakpannen, kaatsen als hagel om me heen. We hebben maar een weg en dat is rechtdoor, richting het einde van het dak. De twee draken lijken te snappen waar onze richting heengaat. Ze vliegen bijna langs het dak zodra Nora en ik bij het einde aankomen. 

Mijn hart raast in mijn keel, het zweet diggelt langs mijn gezicht naar beneden. Mijn ademhaling is zo gehaast dat ik amper voel dat er lucht in mijn longen komt. Een meter voor het einde van het dak besef ik me dat ik geen andere keuze heb dan springen, met de wachters nog geen drie meter achter ons is er geen twijfel mogelijk. Ik laat een laatste blik naar Nora gaan. Haar blauwe ogen kijken op dat moment in die van me, gevuld met angst. Ik adem diep in, zet me af aan de rand van het dak en vlieg door de lucht. 

Ik zie mijn miserabele leven aan me voorbijflitsen. Al het leed, het misbruik en de tranen gaan als een film aan me voorbij. Ik zie mijn moeder in de doodskist, mijn huwelijk met Christiaan en gisternacht. Het laat me bijna afvragen waarom ik moeite doe om dit te overleven. Ik zit in een duistere put waar geen einde aankomt, toch probeer ik weg te komen en te overleven. 

Alsof de draken wisten wat ons plan was vliegen ze, net op het moment dat we lijken te vallen, onder ons door. Mijn voeten belanden op de rug van het dier. Ik zak door mijn enkel en schreeuw van de pijn. Ik zie sterretjes, word misselijk. Ik sluit mijn ogen voor ik me besef dat ik op de rug van mijn draak zit. Ik zet mijn kiezen op elkaar en open mijn ogen, zoekend naar Nora. Het volgende gaat als een lichtflits aan me voorbij. 

Ik vind Nora een paar meter verderop op haar draak. Ze zet haar benen aan wederzijdse van zijn rug en pakt de teugels vast. Haar euforische glimlacht, schijnt als de maan in de nacht. Ik pak de teugels van mijn draak en trek hem weg uit de richting van het kasteel. Net op het moment dat ik me begin te beseffen dat ik levend uit die gevangenis ben ontsnapt, gebeurt er iets wat ik nooit meer mijn geheugen uit zal krijgen. Ik hoor twee kanonschoten. 

Mijn ogen pinnen zich op Nora en haar draak, die nog te dicht bij het kasteel zijn. De eerste kanonskogel schiet rakelings langs de buik van Nora haar draak. De draak wijkt uit naar boven, slaat met zijn vleugels uit schik. Nora grijpt geschrokken de teugels vast. Op het moment dat ik mijn adem uit wil blazen uit opluchting, schiet de tweede kanonskogel langs me heen. Ik probeer nog te schreeuwen, de kogel tegen te houden, maar het is te laat. 

De tientallen kilo's zware bal slaat met een intense kracht tegen Nora haar draak. De draak schiet met de kracht van de kogel naar rechts. Nora schiet van de rug van de draak, vliegt tientallen meters door de lucht voordat haar levenloze lichaam op de harde grond beland. De zwarte draak vliegt nog een stuk verder door de lucht voordat ook zijn levenloze lichaam in het gras beland. 

Mijn adem is me ontnomen, mijn hart lijkt gestopt te zijn met slaan. Ik besef me niet wat er voor mijn ogen zich heeft afgespeeld, ik ben compleet versteend. Mijn ogen staren naar Nora haar lichaam in het gras, in de hoop dat ze gaat bewegen. Haar lichaam ligt voor de draak in het gras, beide levenloos. Dit kan niet, dit is onmogelijk. Nachtrijders kunnen niet dood. Echter is geen enkele aanleiding voor beweging of teken van leven. Nora is dood.

Zwart BloedWhere stories live. Discover now