Hoofdstuk 16

51 2 0
                                    

Ik klem mijn handen om de rand van het dak. Ik probeer de kracht uit mijn armen te krijgen wanneer ik me af zet van de grond onder me en mezelf het dak op til. Mijn handen doen pijn. Ze worden nu alleen nog maar meer beschadigd. De grove structuur laat mijn handen branden alsof die hele kleine korrels de huid van mijn handen afschaven. Ik ben in ieder geval niet de boosdoener deze keer, maar ben wel de oorzaak van de pijn die er extra bij komt. Normaal had Ruel me bij mijn armen gegrepen en mezelf omhoog gehesen, zo het dak van het huis op. Opeens krijg ik een zetje, de wind die tegen mijn lichaam aan blaast om me het dak op te krijgen. Als handen van onzichtbaarheid, maar dankbaarheid. Hulp zonder het uit te roepen. Maar niet alles is uit te spreken, sommige woorden zijn beter onuitgesproken. De kracht wordt gedragen door de energie. De ruwheid van een ziel. Dan maakt het niet uit hoe ver je van elkaar vandaan staat.

Ik veeg mijn handen af aan mijn broek, alhoewel ik weet dat ik ze weer open heb gehaald. De wonden van mijn frustratie in mijn handpalmen. De wonden van mijn angsten. Mijn pijn. De ondragelijke pijn die steeds maar op mijn hart rust. Als duivelse handen die naar mijn schouders grijpen en me de grond in drukken, al het lucht van me weg nemen die ik nodig heb om te kunnen ademen. Maar ik lijk voor twee adem te moeten halen, ik kom te kort. Het is de pijn die altijd al messen naar mijn ziel heeft gesmeten. En raak ook, want ze heeft het uit geschreeuwd van de pijn. De pijn in haar lichaam. Penetrerend naar mijn hart. Mijn hart die weer zwart is gaan kleuren, maar deze keer had ze geen muren meer. Ze was een doelwit. De ziel heeft zichzelf moeten opofferen voor de jongen die plots in haar neerviel. Het was een dreun die in al de zenuwen te voelen was. Haar vleugels waren niet sterk genoeg meer om beide te beschermen. En zo is ze zichzelf vergeten. Is ze mij vergeten. Het lichaam waar ze in zit, mee verbonden is voor de rest van het leven.

Een zucht ontsnapt mijn mond waarna het mee wordt gevoerd met de golven van de lucht. Zo licht als een blaadje die mee dwarrelt op een dag in de herfst. Zo licht als een vogel die zijn vleugels durft te spreiden.

Ik kijk uit over een gedeelte van de stad. Verlicht met de lichten van de nacht als ik de maan zie glanzen in het zachte water. Alles is zo donker, maar de stilte en de kleine puntjes van licht maken het verdraagzaam. Laten het voelen alsof al het gewicht die ik deze weken mee moet slepen even van mij af getild wordt. Alsof iemand het voor me wilt vasthouden en het pas aan mij terug wilt geven als ik er weer klaar voor ben. En al die tijd is het in de handen van de duisternis, maar deze keer degene die mijn fouten inziet. Inziet en niet veroordeeld.

Ik wil kunnen vliegen. Ver weg van hier. Snijd al mijn bagage van mezelf af en doorbreek elke streng van verbintenis met deze wereld. Net zo lang totdat ik licht genoeg ben. Licht genoeg ben voor mijn ziel om me te kunnen dragen. Dragen naar een wereld waar ik wel veilig ben. Een wereld waar ik wel mijn eeuwige rust mag vinden. Niet de rust in iemands armen die vervolgens van me af wordt getrokken door de mensen waarvoor ik zelf schuldig ben. Ik wil hem niet zien vechten om mij, ik wil niet het slachtoffer zijn in dit verhaal. Ik ben de boosdoener. Mijn stekels van emoties en trauma's waren altijd al te scherp om niet doorboord mee te worden. Al kwam je een beetje te dichtbij, ik had het bloed laten stromen. Ik was degene die de permanente wonden had gemaakt. Ik ben de schuldige. De schade is te veel geweest. Zo veel dat het leven weg was genomen. En mijn verlies is zijn verlies. Alleen ik ben niet sterk genoeg meer. Nog één treden. Één traptreden tot ik het begeef. Tot mijn oren gaan suizen. Mijn spieren gaan aanspannen. Tot ik mezelf aan alles vast probeer te houden wat ik vast zou kunnen pakken. Maar ik blaas uit, laat me achterover vallen en vlieg. Ik zal vliegen.

Met mijn benen die over het dak bungelen laat ik mezelf naar achteren vallen op de harde ondergrond. Mijn schouderbladen zijn een van de punten waaruit ik steun haal, ik voel de huid rood worden. Het brand. Elk contact met mijn lichaam brand. De kleine vlammetje die flikkeren in het donker, knetteren alsof ze van suiker zijn. In tegendeel, ze zijn zuur. Een verrassing. Ze verzuren als gif die je kleding weg vreet. Het doet je bijna denken dat het in jaren geen eten meer heeft gehad. Het al die tijd al op een lege maag had geleefd en precies voor het puntje van sterven een voedingsbron heeft gevonden.

The Darkness Of Healing // Ruel // Dutch Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu