Hoofdstuk 13: Ik krijg dus absoluut geen last van Stockholm Syndrome

84 11 2
                                    

Ginny

Vanaf het moment van mijn ontmoeting met de koelkasten heeft de achtbaan, die ik mijn leven noem, een viervoudige looping en een anderhalve schroef gemaakt. Mijn leven is van raar naar totaal idioot en absoluut ongeloofwaardig gegaan. En het begon allemaal bij de geplette agent en Meneer Koelkast en zijn mede-koelkasten.

Daar stond ik dan. In het donker in een steegje aan de andere kant van het land. Ik snapte toen niet (en nu eigenlijk nog steeds niet) hoe mijn leven zó snel zó ingewikkeld heeft kunnen worden. Van een vriend, wat eigenlijk een best leuke ontwikkeling was, naar een bom in de metro, dat was dan weer niet zo, naar redder van de Kroonprins, naar dit. Deze onwerkelijke situatie waarin ik me bevond. Was er echt een piano uit de lucht komen vallen en heeft die echt een politieagent verplettert?! Ik moet er heel raar uit hebben gezien voor mijn metgezellen, Meneer Koelkast en zijn twee mede-koelkasten. Maar het enige wat ik kon doen was verbaasd kijken naar het hoopje mens dat voor me lag onder de piano. Wat was er in hemelsnaam gebeurt?! Mijn hoofd tolde. Mijn metgezellen leken wel even verbaasd om mij hier aan te treffen. Ze moeten bij hun moordpoging op de agent niet hebben ingecalculeerd dat er misschien iemand bij de agent zou zijn. Maar ze lieten het niet zitten bij verbaasd kijken. Eén van hen schoof disrespectvol het hoopje agent aan de kant terwijl ze dichterbij kwamen. Ik kon hen nu beter zien. Naast het feit dat ze allemaal enorm breed gebouwd waren, hadden ze nog meer dingen gemeen. Alle drie droegen ze een groen masker dat de rechter- en onderkant van hun gezicht bedekte, maar dat was niet wat mijn aandacht trok. Alle drie hadden geen linkeroog meer. Bij één van er gewoon een walgelijk groot gat op de plek waar zijn oog had moeten zitten en bij de andere twee liep er een groot litteken over de plek waar hun oog had gezeten. Hun maat, hun maskers en hun missende ogen maakten hen erg intimiderend. En ze waren jammer genoeg niet van plan om mij hier weg te laten gaan.

Deze situatie was al vrij cliché. Er was immers een piano uit de lucht komen vallen en bovenop iemand geland. Maar deze situatie werd een nog groter cliché toen Meneer Koelkast me zonder iets te zeggen oppakte en over zijn schouder wegdroeg. Mijn pogingen tot verzet leidden tot niets anders dan beurse handen en een geërgerde grom van Meneer Koelkast. Meneer Koelkast was niet alleen de maat van een koelkast, maar was ook zo hard als een koelkast. Ze leken zich geen zorgen te maken over het hoopje agent, kennelijk was een door een piano geplette agent iets normaals op het platteland. Het was vrij oncomfortabel op de schouders van Meneer Koelkast. Ik botste bij iedere stap tegen zijn betonnen schouder en hij rook alsof hij wel een douche kon gebruiken. Kennelijk was Vrouwe Fortuna nog steeds boos op me want onze eindbestemming was niet in de buurt. Ik heb denk ik zo'n twintig ongemakkelijke minuten over de schouder van Meneer Koelkast heb gehangen. Onze eindbestemming bleek een oude graanschuur te zijn. Van de buitenkant zag het eruit als, nou ja, een graanschuur. Niets bijzonders dus. Maar toen ik over de schouder van Meneer Koelkast naar binnen werd gedragen, viel mijn mond van verbazing open. Het interieur van de graanschuur was het tegenovergestelde van de buitenkant. De buitenkant van de schuur leek gemaakt te zijn van metalen platen die bij het eerstvolgende zuchtje wind naar beneden konden komen. Het interieur aan de andere kant was het nieuwste van het nieuwste.

De schuur had een schuin toelopend dak. Grote houten balken ondersteunde het dak. Het geheel was een ingewikkeld patroon houten balken. In het midden van de grote schuine vlakken liepen enorme houten van de ene kant van de schuur naar de andere en vormde zo een driehoek. Deze werden weer gesteund door balken die schuin naar beneden naar de muur liepen. Het gehele dak werd ook nog ondersteund door balken die van het dak recht naar de grond liepen. Het ingewikkeld patroon van balken gaf de ruimte een onverwoestbaar aanzicht. Alsof het een tornado en het einde van de wereld zou kunnen overleven. Steunend op elkaar zou niets de structuur van balken kunnen verwoesten.

Maar de oude houten balken was ook het enige van de originele structuur wat nog te zien was. De begane grond was ingedeeld in zeven compartimenten die met glas van elkaar werden gescheiden. Aan de zijkanten van de schuur drie en aan de achterkant van de schuur één. In het midden van schuur was een grote open ruimte. Het enige wat er stond was een enorme tafel. De tafel was bezaaid met kaarten en andere documenten en de mensen dromden erom heen, terwijl ze discussieerden of simpelweg om iets te pakken. Meneer Koelkast had me nog steeds niet neergezet en nam me over zijn schouder mee de schuur in. De compartimenten aan de zijkant van schuur waren net zoals de rest van de schuur ultramodern ingericht en ieder gewijd aan één van de zes provincies van Het Koninkrijk. In ieder compartiment hing een kaart van de provincie en ook in de compartimenten waren een heleboel mensen. Het aanzicht van de plek, wat duidelijk het hoofdkwartier van één of andere organisatie moest zijn, maakte me een beetje bang. Wie deze mensen ook waren, ze waren met veel en overal. Het compartiment achteraan de schuur, leek op een vergaderruimte. Maar het hield niet op bij de begane grond. Tussen de steunbalken waren plateau's gemaakt om meer ruimte te creëren, de plateau's waren met elkaar verbonden door ijzeren loopbruggen. De bovenverdieping van deze schuur is een plek die een normaal mens graag zou willen vermijden. De muren hingen vol met wapens, variërend van messen en zwaarden tot bijlen en van een simpel handpistool tot een volautomatisch geweer met een enorm magazijn. Ook leek er een soort lab te zijn en ik wist zeker dat ze daar niets iets onschuldigs als de formule voor de stevigste drilpudding aan het ontwikkelen waren.

BevoorrechtWo Geschichten leben. Entdecke jetzt