Hoofdstuk 23: Een eerste indruk

58 12 1
                                    

Ginny

Ondanks de nare dingen die mij de komende tijd te wachten staan, krijg ik het toch voor elkaar om in slaap te vallen. Er moet hier vast iets in het water zitten, want normaalgesproken ben ik een verschrikkelijk slechte slaper. Dit keer droom ik niet zo vredig als de eerste keer. Eigenlijk is dromen een slecht woord, want ik had een vreselijke nachtmerrie. Waar ik in de andere droom alle kleuren van de regenboog zag, was er nu alleen maar oneindige duisternis. Alsof ik een mythe van de Oude Grieken was beland en de oneindige duisternis van de Tartarus tegemoet viel. Voor een lange tijd was er niets anders dan die duisternis en ik had het gevoel alsof ik er nooit uit zou kunnen ontwaken. Uiteindelijk wordt de stilte in mijn droom verbroken door een stem die ik de komende tijd niet meer wilde horen en zeker niet in mijn dromen. De emotieloze stem van Commandant O'Brian schalt door mijn hoofd. 'Uw verleden' wordt afgewisseld door 'Crimineel' en langzamerhand begint mijn hoofd vol te lopen met flarden van mijn gesprek met de Commandant. Duizend keer probeer ik mijn ogen te open om uit deze waanzin te ontsnappen, maar duizend keer weigeren mijn ogen om open te gaan. Het is alsof ik verdrink in een zee gemaakt van duisternis en de stem van de Commandant, en dat is absoluut niet een zee waarin ik wil verdrinken. En wanneer ik denk dat er niet te ontsnappen valt aan deze akelige verdrinkingsdood en de zoveelste poging doe om mijn ogen te openen, komt er eindelijk een einde aan de duisternis en openen mijn ogen.

Met een hap lucht schiet ik rechtop in het bed. Het verblinde wit van ziekenzaal laat me mijn ogen willen sluiten, maar ik ben bang dat ik dan terugkeer naar die akelige droom en de zee van duisternis. Ik voel mijn borst snel op en neer gaan van alle adrenaline en de angst die me nog niet helemaal los heeft gelaten. Wantrouwig kijk ik een paar keer in het rond in de zaal, want deze keer ga ik een onverwachte indringer niet missen. Langzaam wennen mijn ogen aan het felle witte licht en begin ik meer te zien van de zaal. Met een schok stop ik met rond kijken. Voor mijn bed staat nu ook deze keer iemand. Waarom kunnen de mensen in dit paleis mij niet gewoon rustig laten slapen? Ik ben net ontvoerd geweest en ben erachter gekomen dat mijn ouders de grootste rebellenorganisatie van het land leiden, ik heb echt wel wat rust verdiend.

Ik bekijk de jongen aan het eind van mijn bed snel van onder tot boven. Hij is netjes gekleed in een blauw pak wat hem, moet ik toegeven, erg goed staat. Maar er is één ding waar mijn ogen op blijven hangen. De glinsterende kroon boven op zijn hoofd. Ik ken maar één jongen die een kroon zou dragen.

Mijn vermoeden wordt bevestigd als ik naar zijn gezicht kijk. Voor mij staat Julian, de Kroonprins van Het Koninkrijk der Verenigde Europese Naties, de jongen die ik heb gered en mij vervolgens redde. Ik weet dat ik verbaasd moet hebben gekeken, want hij trekt subtiel één wenkbrauw op. Ik schuif naar achteren in mijn bed om de afstand tussen ons groter te maken.

Op één of andere manier ben ik een beetje bang dat hij is gekomen om het vonnis van de Commandant officieel te maken. Om me te verdoemen tot de toekomst die de Commandant voor me gepland heeft, de perfecte Bevoorrechte toekomst.

Ik blijf hem aankijken, niet wetend wat anders te doen. Zijn ogen zijn bijna perfect gevormd en hebben een diepe groene kleur. Zo staren we elkaar een tijdje aan. Hij lijkt veel meer ontspannen dan dat ik ben. Waarschijnlijk moet ik eruit zien als een wantrouwige gek. Na een tijdje lijkt mijn blik hem toch van mijn stuk te brengen en wendt hij zijn blik af. Hij begint met zijn voet heen en weer te wiebelen.

Hij voelt zich duidelijk heel erg ongemakkelijk. Het is aan alles te zien. Ik weet hoe verschrikkelijk ongemakkelijke stiltes zijn en ik wil deze maar al te graag verbreken. Alleen ik heb geen idee hoe.

Hoe open je een gesprek met een Kroonprins?! En al helemaal met de jongen die het halve land heeft afgereisd om je te redden en voor wiens ogen je vervolgens uit het raam bent gesprongen. Als ik terugdenk aan die actie voel ik een soort schaamte in me op te borrelen en begin ik me ook een beetje ongemakkelijk te voelen.

BevoorrechtWhere stories live. Discover now