Hoofdstuk 22: Geen rooskleurige toekomst voor mij

64 11 4
                                    


Ginny

Ik droomde dat ik viel. Wat eigenlijk best toepasselijk was, aangezien ik uit een raam was gesprongen en vervolgens van het dak gevallen was. Ik had hetzelfde gevoel als toen ik van het dak viel, alsof de zwaartekracht geen vat meer op me had en alsof de inhoud van mijn maag had besloten te leren vliegen. Eén ding verraadde dat ik droomde. In plaats van de wereld die aan me voorbij vloog, zag ik nu alleen een wirwar van kleuren en schaduwen. Geel werd steeds meer goud en ging geleidelijk over in oranje. Van oranje ging het naar morgenrood, wat in één klap bloedrood werd. Zoals water waar een klein druppeltje bloed in valt. En te midden van dit alles, verschenen gezichten. Het gezicht van de jongen uit de metro, Oliver, werd omhuld door een aureool van oranje licht, wat zijn haar liet wegvallen. Zijn gezicht ging langzaam over in het gezicht van een andere jongen, de jongen die me kwam redden. Het gezicht van Julian, de prins van ons land, werd beschenen door vuurrood licht en tussen het overweldigende rood in, gaf hij geen krimp. Zo standvastig was hij ook geweest toen hij me kwam redden. Ik weet nog steeds niet waarom hij me is komen redden. Ik ben vrij gewoon, nou ja, ik had hem wel gered. Dat was in eerste instantie niet mijn plan, ik had het uiteindelijk toch gedaan. Maar zo kalm als hij me bij het huis van Cyclopsis niet kon krijgen, was ik terwijl ik droomde. Alles aan de droom was vredig. Maar toen besloot iemand mij ruw te wekken uit mijn vredige droom.

Ik ben eigenlijk nog steeds aan het bijkomen van de plotselinge overgang van de rustige psychedelische kleuren naar het steriele wit, als ik het geluid wat me wekte eindelijk kan plaatsen. Het had iets weg van nagels over het schoolbord, maar dan net anders. Alsof over iets krakend over de vloer werd gesleept. Zo'n naar geluid waarbij je je ogen fijnknijpt als je het hoort. Een geluid wat absoluut niet welkom was in mijn vredige droom. Een zucht van frustratie ontsnapt uit mijn keel en echoot door de grote witte ruimte.

Ik kijk om me heen naar de zaal waarin ik lig. De rijen van bedden zijn op één na leeg, het bed waar ik in lig. Er zitten twee deuren aan weerszijde van de zaal, een kleinere en een grotere. Alles in de zaal lijkt op elkaar te zijn afgesteld, het heeft allemaal ongeveer dezelfde tint wit. En het is een beetje overweldigend. Deze muur van wit die op me afkomt, laat me verlangen naar mijn droom. Met een zachter zuchtje laat me vallen op mijn kussen.

'Gefrustreerd?' Een emotieloze en een beetje schelle stem klinkt vanaf mijn voeteneinde.

Ik schiet overeind en kijkt vrij verbaasd naar de Bevoorrechte man die op de stoel aan het voeteinde van mijn bed zit. Hoe had ik hem kunnen misschien?! Zijn blauwe militaire uniform lijkt haast licht te geven tegen het wit. Ik kan mijn slechte ogen er niet de schuld van geven, want de man zit vrij dichtbij.

De man is overduidelijk een Gardist, te zien aan het blauwe Gardisten uniform. En een vrij hooggeplaatste ook. Zijn borst hangt vol met medailles en insignes. Hij zit kaarsrecht op de stoel en beweegt geen niets, terwijl hij me ononderbroken aan blijft kijken. Zijn blik is net zoals als zijn stem emotieloos. Zij ogen boren in me alsof ze willen weten wat ik denk. Met iedere seconde dat hij me aankijkt, voel ik de verbaasdheid wegebben en het wordt verplaatst door ongemakkelijkheid.

Ik probeer het niet te laten zien op mijn gezicht, maar schijn er toch wel een beetje in te falen. De uitdrukking van de man tegenover me verandert en lijkt iets van euforie te tonen. Kennelijk was het zijn doel om me een ongemakkelijk gevoel te geven.

Ik heb nog steeds geen antwoord gegeven op zijn vraag. Ik krijg het gevoel dat hij dat ook niet meer verwacht. Ik probeer mijn gezicht net zo uitdrukkingsloos als het zijne te krijgen. Zo kijken we elkaar een tijdje aan. Hij verbreekt de stilte alweer.

'Welkom in het Koninklijk Paleis van Monagar, juffrouw Vertmontier. Het is goed om te zien dat u uw val heeft overleefd. Zijne Majesteit zou zeer ontstemd zijn geweest als u uw val niet had overleefd.'

BevoorrechtWhere stories live. Discover now