-hoofdstuk 12-

2.4K 100 14
                                    



-Malia-

Boos storm ik op ze af. Ik richt mijn hand op de man tegenover Jace. Een straal water schiet op hem af en raakt hem bijna. De man haalt een zwaard tevoorschijn waarmee hij de straal stopt. De man kijkt me aan. Ik stop hij doet me aan iemand denken.

Ik herpak mezelf snel en richt vol overtuiging mijn beide armen op de man, waardoor een onbekende kracht hem weg duwt. Een heel eind verder komt hij neer. Ik ren naar Jace toe. Een gapend gat in zijn buik. "Prinses het komt goed." Hij probeert me gerust te stellen maar ik blijf maar letten op het gat in zijn buik.

Ik merk pas laat dat er een groep mensen om ons heen is gaan staan. Boos kijk ik op terwijl ik Jace nog steeds vasthoud. Jace gromt. "Luna, dit kan op een makkelijke of moeilijke manier." Een vrouw richt een zwaard op mij en Jace. "Wat willen jullie?" Ik klem mijn kaken op elkaar wanneer ik ze allemaal één voor één aankijk.

"Wij willen u." In mijn hoofd ontwikkeld zich een plan. Ze gaan me toch wel meekrijgen. Ik ben uitgeput. Jace is gewond, en god mag weten waar Raphael is. Ik kijk hem in de ogen aan en hij schud zijn hoofd. "Doe het niet." Bang pakt hij me vast. "Laat ze met rust, voor altijd. Begrepen?" Mijn stem komt er krachtig uit terwijl het me vanbinnen breekt.

"Natuurlijk." De vrouw pakt mijn arm vast en maakt me vast aan een ketting, terwijl ik in een grote koets gedragen word. Jace ligt schreeuwend van woede op de grond. "Ik zal je vinden prinses! Al is het het laatste wat ik doe! Ik hou van je!" Huilend van machteloosheid leg ik mijn hoofd tegen de wand aan. Ik maak mezelf zo klein mogelijk.

Een paar uur later stopt de koets eindelijk. Ik word uit de koets getild en meegesleept naar een groot gebouw. Een super groot huis. Verdrietig laat ik mijn hoofd hangen. Ik word in een kamer gegooid en pas na een paar minuten sta ik op. Verbaasd kijk ik rond. Het is super luxe. Een groot hemel bed, openhaard, een badkamer en nog een grote boekenkast. Mijn ogen blijven hangen op een schilderij. Een gezinnetje. Twee baby's, een klein meisje, een jongen, een man en een vrouw.

Een grote man komt de kamer binnen. Hij wenk me om voor hem aan te lopen. Ik doe wat hij vraagt terwijl hij oplettend naast me komt lopen, zeker om in te grijpen wanneer ik probeer te ontsnappen. Ik loop langzaam door en pluk aan mijn vieze jurk. Besmeurd met bloed, modder en water.

Ik word een kamer ingeleid. De man doet de deur achter me dicht en ik kijk de kamer rond. Een man zit op een stoel achter het bureau. Ongemakkelijk stop ik mijn handen achter mijn rug. De man staat op. Ik had verwacht dat hij boos of gemeen zou kijken maar integendeel.

"Eindelijk." Mompelt hij. Ik kijk hem strak aan. Deze man heeft Jace verwond, en mij ontvoerd. "Kom mee." Hij loopt een paar deuren door. Ik loop achter hem aan en kom uit in een grote kamer. De woonkamer. Een vrouw zit op een stoel, een jongen van rond de twintig zit naast haar op een stoel, twee meisjes rond de vijftien zitten op de bank. Ze springen allemaal meteen op wanneer ik de kamer binnenkom.

Ik weet mezelf geen houding te geven wanneer de vrouw me omhelst. Ik kijk haar vreemd aan. Eerst ontvoeren ze me en dan dit. Ik kijk even naar de grond waardoor mijn lange donkerbruine haar voor mijn ogen valt. Ik besluit maar iets te zeggen aangezien hun geen aanstalten maken.

"Gaan jullie me nog vertellen waarom jullie me hebben ontvoerd?" De man kijkt me met een glinstering in zijn ogen aan. "Natuurlijk, maar eerst willen wij jou wat vragen stellen." Ik haal verontwaardigt mijn schouders op maar ga toch zitten op de bank. Wel ver van de rest vandaan.

"Hoe lang leefde je daar bij die alpha?" De jongen van rond de twintig spuugt het woord alpha uit als vuil. "Een paar dagen totdat jullie besloten me te ontvoeren." Sis ik terug. Hij kijkt me verontschuldigend aan. "En waar leefde je daarvoor?" Vraagt de vrouw. "Bij mijn moeder." Antwoord ik een beetje kortaf.

"En hoelang leefde je daar?" Vraagt de vrouw met een vreemde blik in haar ogen. Ik schud mijn hoofd. "Zeventien jaar." De man kijkt me aan. "Ben je een weerwolf?" Ik schud mijn hoofd. "Maar je bent iets?" Ik weiger nog iets te zeggen. Ze weten al genoeg.

Ik kijk met opeengeklemde kaken naar de grond. "Ben je de mate van die alpha?" Vraagt de jongen. Ik bijt op mijn kiezen. De man zucht en mompelt iets. "Je kunt ons alles vertellen." De vrouw legt een hand op mijn knie die ik er snel afschud. "Wat denken jullie wel niet? Eerst mijn mate verwonden. Dan mij ontvoeren. En vervolgens gewoon doen alsof er niets aan de hand is?!" Boos sta ik op.

"Het spijt ons dat het zo moest, Malia." De jongen slaat meteen zijn handen voor zijn mond wanneer hij beseft wat hij gezegd heeft. "Wat zei je daar?" Sis ik naar hem. Hij stottert. "Het spijt me ik wist niet dat het je mate was." Hij probeert mijn arm vast te pakken wanneer ik achteruit loop. "Waag het niet me aan te raken." Zeg ik woedend.

Boos klem ik mijn tanden op elkaar. De man komt op me afgelopen maar door mijn woede komt mijn onbekende kracht opzetten. Hij vliegt naar de andere kant van de kamer terwijl de vrouw op hem afrent. Ik ren weg en hoor voetstappen achter me. "Wacht!" Het is de stem van de jongen.

Hij drukt me op de grond. "Het spijt me maar je zult alles snel begrijpen." Fluistert hij. Hij trekt me omhoog en houd mijn armen achter mijn rug. Met tranen in mijn ogen loop ik terug naar de kamer. Woedend trek ik me los van de jongen.

Iedereen in de kamer kijkt me met een bepaalde blik aan. Totaal niet hatend of boos maar meer liefdevol, wat me onzeker laat voelen.

De man staat op en kijkt me met tranen in zijn ogen aan. "Malia wij zijn je familie."

Dit was het weer. Ik hoop dat jullie het leuk vonden! Zo ja laat dat dan zeker achter! Morgen weer een nieuw hoofdstuk!

Groetjes mij!

Escaping from me ✓Where stories live. Discover now