O N V O O R W A A R D E L I J K

14 4 0
                                    

1806

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.


1806

Het was een jaar geleden dat hij Áine had ontmoet. Inmiddels wisten ze dat hun onvoorwaardelijke liefde nergens door te stoppen was. Tuurlijk was ze soms boos om zijn werk en huilde zichzelf nachten in slaap van angst wanneer hij dagenlang wegbleef. Ze liep door de tuin heen, de stralen van de ochtendzon schenen over de heuvels. Het was halverwege de lente en er was al veel dat groeide. Een paar maanden geleden was haar moeder weer vertrokken naar Engeland. Áine weigerde om mee te gaan.

Ze had hier haar toekomst met Jeremiah. Op deze plek had ze meer rust gevonden dan alle plekken waar ze had gewoond in Engeland. Hoewel die rust gepaard ging met angst en verdriet veroorzaakt door het illegale beroep die haar geliefde uitoefende. Ze had hem al drie dagen niet gezien, hij was vertrokken bij zonsondergang. De volgende avond zou hij terug zijn had hij gezegd. Ze had er allesbehalve een goed gevoel over en dacht er het liefst niet aan. Ze had niet kunnen slapen en Niamh had thee voor haar gemaakt van kammille en ze was er bijna zeker van dat Niamh er een paar druppels valeriaan door had gedaan. Ze had geslapen als een roosje en was de volgende ochtend uitgerust wakker geworden.

De tuin van Niamh was groot, er was veel plek over tussen de verschillende veldjes. 'Je moet altijd ruimte overlaten in je tuin zodat de elfjes er kunnen dansen,' had Niamh gezegd toen ze het opmerkte. Áine wist inmiddels waarom de mensen uit het dorp Niamh zagen als een heks. Ze zag dat haar grootmoeder aan vreemde dingen aandacht gaf en zich soms verloor in haar fantasie. Het was heerlijk om bij Niamh te wonen. Haar oma had overal adviezen voor en was een wijze vrouw, 'Saoi,' had Jeremiah haar genoemd. Een wijs en geleerd iemand.

In het jaar dat ze Jeremiah kende was er veel veranderd. Ze was zichzelf tegen gekomen, haar angsten en wist dat ze Jeremiah nodig had om die te trotseren. Hij had haar geholpen om haar verleden onder ogen te zien. Ze had hem verteld over haar biologische vader, over haar stiefvader. Hij was een slechte man voor haar moeder en een vreselijke vader. Hoewel ze nooit in armoede hadden geleegd was er geen liefde aanwezig in de huizen waar ze leefden. Het was confronterend om te voelen hoeveel liefde ze zelf kon ervaren, waarom hadden zij haar daar nooit iets van laten zien of voelen. Het was pijnlijk, liefde te geven en voelen zonder dat ze het ooit gekend had. De liefde die Jeremiah haar gaf was onvoorstelbaar. Het was een zucht gemaakt van rook, wanneer de rook optrok, bleek de zucht van liefde een vuur te zijn die helder brandde in haar ogen. Die voor eeuwig zou brandden en haar verbitterde hart tot in haar dood zou verwarmen.

Het was allang niet meer een roze wolk waar ze op leefde. Na een paar maanden samen te zijn geweest was ze hem dronken tegen gekomen in het dorp. Ze had dagen zitten wachtten dat hij weer zou opduiken en had niet verwacht hem op deze manier tegen te komen. Was hij haar vergeten?

Ze had hem bij zijn arm gepakt en weggetrokken van de bar waar hij zijn bier naar binnen goot. Hij had haar aangekeken met een enorme glimlach op zijn gezicht. Onwetend in wat voor onrust hij haar had laten wachtten al die dagen. 'Tá mé ólta,' had hij gezegd en wiebelde op zijn benen. Hij hief zijn armen omhoog om haar haren uit haar gezicht te strijken. Door de regen plakten ze aan haar wang. Het regende niet en het waren haar zoute tranen, nooit zal dat tot hem doordringen. Het zal nooit tot hem doordringen in welke angst ze verkeerde wanneer hij weg was. Hij boog naar voren om haar te zoenen. Ze zette een stap achteruit en had hem in zijn gezicht geslagen. 'Oh, iemand is chagrijnig,' grapte hij terwijl hij zijn bier van de bar afpakte en de laatste druppel achter over sloeg. 'Iemand moet zijn mond houden!' zei ze nijdig. Zelfs in zijn dronkenschap realiseerde hij zich dat hij degene was die iets fout had gedaan.

Ze had hem de rug toegekeerd en maakte aanstalten om naar buiten te lopen. Hij pakte haar arm vast en keek haar aan. Verschrikt keek ze hem aan en sloeg haar vuist hard tegen zijn borst. 'Na dean sin,' fluisterde hij en pakte ook haar andere arm vast. Hij trok haar naar zich toe, eerst stribbelde ze tegen, daarna voelde hij hoe ze ontspande. Ze legde haar hoofd tegen zijn borst en haar schouders schokten. Haar tranen maakten zijn blouse nat. 'Tá brón orm, a stór mo chroí,' fluisterde hij terwijl hij haar stevig tegen zich aandrukte. Hoewel hij nog dronken was voelde hij zich niet meer zo. Ja, het aantal schilderijen dat aan de muur hing was nog verdubbeld en hij vond niet precies de woorden die hij wou zeggen dus mompelde hij wat liefkozende dingen in het Gaelisch. Ze zou het niet verstaan maar op dit moment was dat niet belangrijk.

Het was geen liefde meer zoals ze dat altijd had gekend. Hij had haar gekwetst en het was liefde wat haar pijn deed. Het was tot dan dat ze zeker wist wat echte liefde was. Na alles wat ze doorstond met hem vond ze hem nog steeds de beste persoon ooit. Liefde was geen roze wolk, liefde was een violente actie. Maar die van hen was onvoorwaardelijk.

[A/N] Zo even een sprongetje gemaakt van een jaar. Kan wel duizenden liefdesscenés gaan schrijven die in dat jaar waarschijnlijk gebeurt zijn maar dat ga ik niet doen haha.

Woordenboek

Tá mé ólta: ik ben (erg) dronken
Na dean sin: doe dat niet
Tá brón orm, a stór mo chroí: het spijt me, schat (lieveling, etc.)


De Laatste ManWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu