Hoofdstuk 17

147 7 8
                                    

Het gezelschap had de Kalkara's flink ingehaald. Halt had een kaart gepakt en wees daar nu op. "Redmont is niet ver van hier. Als jij nu daarheen gaat, dan gaan wij drieën alvast achter die beesten aan." De leraar keek zijn leerling aan en zag dat Will de kaart uitvoering bekeek. "Gilan, wil jij Bles aan hem geven? Dan kan hij sneller reizen." Het was nogal wat Halt de jonge Jager vroeg. De band tussen paard en Jager was intens en ook al kende je je collega goed, dan nog was het geen prettig idee om je paard aan hem af te staan. Gilan wilde het eerst niet, maar hij begreep dat Halt gelijk had. "Goed, je mag Bles lenen. Haar wachtwoord is Bruine ogen." "Bruine ogen?" herhaalde Will. "Dat moet je tegen haar zeggen, niet tegen mij." Het was een oude Jagersgrap. Gilan maakte Bles gereed en gaf de leidsels aan Will. Tegen zijn paard zei hij dat ze Will moest volgen. "Doe voorzichtig met haar Will," zei hij een beetje overbodig. De jongen snapte het wel. Hij klom in het zadel en keek nog een keer naar zijn vrienden en mentor. Halt gaf hem een bemoedigend knikje en Melany pakte zijn hand vast. "Beloof me dat je voorzichtig doet en terugkomt met de baron en de krijgsheer!" "Beloofd," antwoordde hij haar. Toen gaf hij Trek de sporen en verdween uit het zicht. "Gil, jij weet wat je moet doen?" Zijn ex-leerling knikte en maakte zich klaar voor zijn deel van het plan. "Kom zo snel mogelijk naar ons toe als je kan," riep Halt over zijn schouder. Hij had de kaart opgerold en in zijn zadeltas gedaan. Wat Will en Gilan moesten doen was al best wat, maar hij keek niet bepaald uit naar wat hij en Melany gingen doen. Zij zouden doorrijden en de Kalkara's proberen uit te schakelen of in ieder geval proberen te verzwakken. Melany stond bij Tintreach en aaide zijn hals. Nu het moment daar was vond ze het best spannend. Ze keek om toen ze een hand op haar schouder voelde. "Het komt goed, echt waar. Halt zal je helpen en je niet in de steek laten. Je kan hem vertrouwen." Na deze woorden gaf Gilan haar een knuffel en een kus op haar hoofd. "Ik geloof in je," fluisterde hij. Daarna moest hij echt gaan. Leerlinge en leraar stegen in het zadel en na nog een laatste blik op Gilan te hebben geworpen, gaven ze hun paarden de sporen en reden naar hun eindbestemming.

Dit was fout, echt vreselijk fout. Halt en Melany zaten opgesloten in de oude ruïnes van Gorlan. Hun bogen waren ze beneden verloren en het enige wat ze nog over hadden waren hun messen. Halt zat het dichtst bij de enige uitgang. Helaas werd deze door een Kalkara versperd. "Will, waar blijf je nou?" hoorde Halt haar angstig zeggen. Ze zaten naast elkaar, elk in een ongemakkelijke houding. Ieder moment kon het beest de doorgang helemaal openen en hen in zijn macht nemen. Halt keek in het angstige gezicht van Melany. Haar altijd zo vrolijke en speelse ogen waren nu gevuld met tranen van angst. De Kalkara zou nog wel wat tijd nodig hebben om erin te komen, besloot hij. Hij draaide zich naar haar toe en pakte haar handen. "Melany," zei hij zacht, maar dwingend. "Zodra Arald en Roderick het beest hebben afgeleid, rennen wij hier uit en maken we dat we wegkomen. Heb je dat begrepen?" Haar aandacht werd weggetrokken naar een schaduw over een van de muren. Haar ogen schoten erheen. "Ik weet niet of ik dat wel kan," zei ze met een klein stemmetje. Ze durfde veel, maar langs een groot beest glippen dat je elk moment kon hypnotiseren met zijn blik hoorde daar niet bij. Halt liet haar handen los en pakte nu haar hoofd met beide handen. "Het gaat je lukken. Ik geloof in je," stelde hij haar gerust. Een harde dreun volgde en de rotswanden trilden. De tranen stroomden nu over haar wangen. Ze kon het niet, echt niet. Ik kan nog een ding doen, bedacht Halt zich. Hij dwong haar hem recht in zijn ogen aan te kijken. Toen hij zeker wist dat ze niet weg zou kijken stelde hij haar een laatste vraag. "Melany, vertrouw je me als ik zeg dat we hier uitkomen?" "Ja, ik vertrouw je," zei ze zonder aarzelen. Buiten hoorden ze hoe een van de Kalkara's in vlammen opging. De laatst levende Kalkara keek de grot in en zocht die vervelende Jagers. "Ogen dicht en niet kijken!" Melany kneep haar ogen dicht en pakte Halts linkerhand. Zonder te kijken, mikte Halt zijn Saksisch mes naar het beest en toen hij een ijselijke schreeuw hoorde wist hij dat het raak was. "Nu!" Hij trok haar mee uit hun schuilplaats en rende over de binnenplaats naar de overkant. Baron Arald en heer Roderick stonden beneden en schreeuwden hen toe. "Waar wachten jullie op? Springen!" Halt liep een paar passen achteruit en gaf nog een laatste instructie. "Wat er ook gebeurt, ik wil dat je naar het bos gaat en je daar bij Will voegt, begrepen?" Zonder op haar antwoord te wachten rende hij naar voren en, nog steeds haar hand vasthoudend, sleurde hij haar mee. Het gras was zeker vijf meter lager van de binnenplaats. Ze rolden naar beneden om hun val te breken. Zo vlug als ze konden, stonden ze op en zetten het op een lopen. Nog vijfhonderd meter, dan waren ze veilig. Op dat moment hoorde ze een schreeuw achter zich en toen ze omkeek zag ze hoe de Kalkara haar mentor had neergehaald. "HALT!" Met tranen in haar ogen rende ze verder, richting de ridders die haar zouden beschermen. Toen ze ver genoeg verwijderd was van het monster, durfde ze pas om te kijken. Daar, kreunend van de pijn, lag Halt. Hij had haar schreeuw gehoord en even was hij bang dat ze te grazen was genomen. Het geschreeuw van zijn vrienden trok zijn aandacht en daardoor zag hij het naderende gevaar te laat. Zijn adem stokte in zijn keel toen hij het geharnaste beest links vanuit de bossen zag komen. Het had Will niet gezien, maar Melany vormde een makkelijk doelwit. Hij probeerde haar uit alle macht te waarschuwen, maar zijn lichaam weigerde. De pijn in zijn been was ondragelijk en hij wist dat het niet lang meer zou duren voordat hij in een zwart gat werd meegetrokken. Zijn ogen vielen steeds vaker dicht en zijn hoofd bonkte van de pijn. Nee, ik moet haar waarschuwen, ik... ik moet... Het enige wat Halt kon doen was zijn arm optillen in een vergeefse poging haar op het gevaar te wijzen. Ineens vervulde een gil de vlakte. Halt had zijn ogen dicht en machteloos moest hij aanhoren hoe zijn leerlinge werd aangevallen en hij haar niet kon beschermen. De duisternis nam hem steeds verder mee, totdat hij niets meer hoorde en voelde.

De Grijze Jager: Een droom komt uit (GAAT HERSCHREVEN WORDEN)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu