Hoofdstuk 22

939 39 10
                                    

Ik schop voor de derde keer tegen hetzelfde steentje aan die opnieuw voor mijn voeten beland. Naast mij loopt Milo. Met een zaklamp verlicht hij de weg voor ons. Met als schaduwen de silhouetten van Frank en Rob. Ze zijn druk in gesprek. Ik kan niet horen waarover, daar is de afstand tussen hun en ons te groot voor. Af en toe hoor ik één van hun lachen.

''Mat?'' Ik kijk naast me. Zijn blik richt zich op de grond. Een nadenkende, twijfelende blik zou ik het noemen. ''Wat is er?'' Ik probeer contact te leggen met onze ogen, maar zijn ogen kunnen zich alleen maar op de grond focussen. ''Nee, laat maar'' Het klinkt zacht en ergens ook geïrriteerd. Ik laat hem maar.

Na een tijdje in stilte lopen hoor ik weer eens iets van geluid. Frank die duidelijk maakt dat we er zijn. Ik zou het gebied omschrijven als uitgestorven en kleurloos. Het tegenovergestelde van een Kermis dus. De lichtstraal van Franks' zaklamp schiet alle kanten op, net zoals zijn ogen.

Hier en daar staan een paar incomplete kermisattracties verspreidt over een aardig groot gebied. Frank en Rob lopen enthousiast door. ''Zullen we hier kijken?'' Achter me hoor ik een stem die ik al een tijdje niet meer heb gehoord. Ik kijk naar de richting waarop hij zijn vinger wijst.

In de verte schijnt zijn zaklamp op een soort overkapping met daaronder een aantal auto's? Hoe dichterbij we komen, hoe duidelijker de attractie is te herkennen. ''Botsauto's!!'' Misschien iets te enthousiast over een overkapping die nog net niet op instorten staat met daaronder botsauto's waarvan de roest ervoor heeft gezorgd dat er geen enkel stukje kleur van de auto meer zichtbaar is.

Ik ga in de botsauto zitten. Milo neemt naast me plaats. Krap, maar doordat het buiten koud is fijn om dicht op elkaar te zitten. Zijn handen zitten in zijn jaszak verstopt en zijn hoofd in de kraag van zijn jas. Niet omdat hij het zo koud heeft, maar omdat hij iets te verbergen heeft.

Ik heb het gevoel alsof hij me onderweg hier naartoe al iets wilde vertellen. Ik kan er ook volledig naast zitten, maar ik weet hoe Milo is. Dit soort dingen zullen niet snel van zijn kant komen. Praten over zijn eigen gevoelens is niet zijn sterkste punt. Over die van een ander wel.

''Milo, wat wilde je me net vertellen?'' Zijn ogen zijn opnieuw op één punt gefocust. Ik wacht op een antwoord. Het is duidelijk te merken dat hij niet van plan is om deze vraag te beantwoorden. ''Je kunt me alles vertellen'' Probeer ik hem gerust te stellen. De stilte wordt niet verbroken door zijn stem. 

Ik heb alle geduld om naar hem te luisteren, maar ik heb geen geduld om te wachten totdat ik eindelijk een antwoord krijg. Mijn geduld raakt op. ''Wat is het probleem?'' Ergens klinken mijn woorden bot, maar misschien ook juist wel meelevend. ''Jij bent het probleem Matthy!'' 

Dromen in KleurOnde histórias criam vida. Descubra agora