Hoofdstuk 25

907 35 5
                                    

Daar zit ik dan met trillende handen aan mijn bureau. De tijd op mijn telefoon geeft 3:24 aan. Slapen lukt me niet. Voor me ligt briefpapier. Twee om precies te zijn. Één voor Rob en één voor Milo. Ik tover een pen uit het laadje naast me. De pen die de woorden op papier zal zetten. De pen die ervoor zorgt dat het papier waarde krijgt.

Beste Rob. Nee. De aanhef is belangrijk. Lieve Rob, Ik schrijf je deze brief, omdat ik je nog iets moet vertellen. Ik laat het je op deze manier weten, omdat ik geen fouten wil maken en ik het eigenlijk ook niet in het echt durf vertellen. We zijn nu al een tijdje aan het ''daten.'' Dat hebben we misschien nooit echt duidelijk uitgesproken, maar ik denk dat we het daar beide wel over eens zijn. Ik heb in deze periode een persoon ontmoet die me elke dag liet stralen en me zonneschijn op de donkere dagen bracht. En nog steeds doet. Jij bent die persoon Robbie.

Alleen.. Er druppelt een traan op het papier die het inkt van de laatste zin wat uit doet vlekken. Ik kras het eerste woord van de zin door. Milo vertelde me gister dat hij me aantrekkelijk vond. Hij plantte zijn lippen op die van mij. De nieuwsgierige ik leunde in. Diep van binnen wist ik dat ik fout zat. Toen hij zijn tong er bij wilde gebruiken kapte ik het af. Een groot schuldgevoel bekroop mij. Toen pas kwam het besef. Het spijt me lieve Robbie. De laatste woorden doen mij weer tranen laten vallen. Het is zo erg gemeend.

Ik rol het papiertje op en doe er een lintje omheen. Het tweede papier ligt voor me. De pen in mijn hand is klaar om gebruikt te worden. De woorden in mijn hoofd vormen een woordzoeker zonder woorden. Het lukt me maar niet om de juiste woorden te vinden.

Ik kijk opnieuw naar de tijd op mijn telefoon: 4:29. Ik start de auto. Hopelijk maak ik niemand hier in de woonwijk wakker. Met de route in mijn hoofd, doordat ik het al zo vaak heb gereden rij ik rechtstreeks naar Eindhoven. Hij moet die brief zo snel mogelijk ontvangen.

Ik parkeer mijn auto naast die van Rob. Elke stap die ik zet doet me meer laten nadenken. Het liefst bel ik aan en druk ik de brief in zijn handen. Dan sta ik er maar naast terwijl hij de brief leest. Dan maak ik zijn reactie op hoe ik hem kwets maar van dichtbij mee. De lift is buiten gebruik, dus de trap is de enige optie om daar te komen. Ik loop langs zijn postvakje. ''R. van de Graaf'' Staat er in grote letters op. Ik loop door naar boven. Ik wil er zeker van zijn dat de brief morgen al wordt gelezen.

Elke trap trede zorgt ervoor dat mijn voeten vermoeider worden. Fysiek ben ik op. Mentaal het tegenovergestelde. De voordeur komt langzaam in beeld. Het ziet er verlaten, niet levendig uit. Hij ligt vredig te slapen. Voor de deur blijf ik even staan. Ik buig door mijn knieën, til de deurmat een beetje op om daar vervolgens voor een gedeelte de brief onder te leggen, zodat het niet wegwaait. Ik sta op en kijk nog eens naar de voordeur, vervolgens draai ik me om. ''Mat?'' Een slaperige, lage stem komt uit de deurbel. Een stem die ik uit duizenden herken. 

Dromen in KleurWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu