Hoofdstuk 26

920 35 9
                                    

De stem doet me breken. De tranen rollen over mijn wangen heen. Ik hoor de voordeur achter me worden geopend. Omdraaien durf ik niet. ''Wat doe jij hier?'' Hij klinkt verward. ''Mat?'' De stem komt dichterbij. Hij vouwt zijn vingers in de mijne terwijl hij nog achter me staat. ''Kom'' Hij trekt lichtjes aan mijn arm. Ik draai me om. Hij loopt voor me naar binnen. Het enige wat ik zie is zijn lichaam die alleen een onderbroek draagt en een achterhoofd.

Ik kuch even een keer om mijn hese stem door het huilen tegen te gaan. ''Wacht'' Rob draait zich in één beweging om, zonder onze handen los te laten. Zijn ogen kruizen de mijne. Door het licht vanuit zijn appartement zijn zijn pupillen nog net zichtbaar. Ik buk en pak het briefje van de grond zonder het oogcontact te verbreken. Zonder een opmerking van hem loop ik achter hem aan naar binnen. ''Ga even zitten'' Hij seint naar de bank terwijl hij het lichtknopje van een lampje aandrukt.

Ik voel hoe er opnieuw een brok in mijn keel ontstaat. Mijn vingers spelen met het lintje om de brief. Mijn voet tikt zachtjes op de grond. ''Woorden zijn niet nodig Matthy'' Hij kent me veel te goed. ''Is die brief voor mij?'' Ik knik en overhandig de brief. Nu kan ik niet meer terug.

Ik volg zijn handbewegingen die het knoopje in het lintje losmaakt. Zijn handen zien er relaxt uit in tegenstelling tot mijn trillende handen. Het duurt even voordat hij het knoopje los krijgt. Het maakt het alleen maar zenuwslopender.

Hij rolt de brief langzaam open. Ik zie hoe zijn ogen zich richten op de eerste paar zinnen van de brief. Zijn emotie is moeilijk van zijn gezicht af te lezen. Zijn ogen richten zich steeds verder naar onder. Steeds dichterbij de waarheid. Mijn hart begint steeds sneller te kloppen. Mijn mond voelt droog aan.

Zijn wenkbrauwen gaan langzaam naar binnen staan. Zijn pupillen bewegen niet meer van woord naar woord. Zijn ogen richten zich op het einde van de brief.

''Dit heb je toch niet echt gedaan?'' Zijn stem is niet langer mee schor of slaperig. Er ontstaat een afstand tussen ons, letterlijk. Hij staat op en loopt weg, richting de keuken. Vanuit de woonkamer hoor ik een glas in duizend stukjes op de grond vallen. Scherven brengen geluk, toch?

Met zweetdruppels op zijn voorhoofd komt hij de woonkamer weer ingelopen. ''Zeg dat het niet waar is!'' Ergens klinkt hij boos, misschien zou ik het beter kunnen omschrijven als jaloers. ''Het spijt me zo erg Robbie'' Mijn stem klinkt zacht, gemeend.

''Ga'' Hij wijst naar de deur. ''Robbie, alsjeblieft'' Ik wil zijn hand vastpakken, maar hij trekt hem weg. '"Ga zei ik'' Dit keer klinken zijn woorden streng. Hij maakt me niet bang, maar de situatie maakt me wel bang.

Ik kan hem nog wel zo vaak smeken, maar het is beter als ik ga. Alhoewel ik het graag nu meteen uit wil praten. Weggaan met ruzie is nooit een goed idee. Hij moet afkoelen. Ik voel een duwtje in mijn rug wanneer ik net over de drempel naar buiten wil stappen. Ik word letterlijk het huis uitgeduwd.

De deur valt met een harde klap achter me dicht. En ik moet zeggen daar zat heel wat woede achter. ''Gaat alles goed daar bij jullie?'' Ik schrik van de stem naast me. De wat oudere buurvrouw staat met haar badjas en verwarde haren in een knot in haar deuropening. ''Oh, sorry'' Is het enige wat ik er uit krijg. ''Het komt allemaal goed jongen'' De buurvrouw geeft me een lieve glimlach. Ik knik maar. Op dit moment zit lachen er even niet in.

Dromen in KleurWhere stories live. Discover now